Weer laaide woede op in Sara’s borst. ‘Waar zat Lena al die tijd?’
Cathy liet een bord vallen. Het brak voor haar voeten in stukken, maar ze bukte zich niet om de scherven op te rapen. Haar lippen vormden een dunne lijn en haar neusvleugels trilden. Sara zag dat het haar moeite kostte om er een woord uit te krijgen. ‘Waag het niet om in mijn huis ooit nog de naam van dat vreselijke mens uit te spreken. Hoor je wat ik zeg?’
‘Ja, mam.’ Sara keek naar haar handen. Lena Adams. Jeffreys toprechercheur. De vrouw die Jeffrey te allen tijde rugdekking hoorde te geven. De vrouw die door haar lafheid en angst Jeffreys dood op haar geweten had.
Moeizaam zakte Tessa op haar knieën om haar moeder te helpen met het opruimen van het gebroken bord. Sara bleef roerloos zitten.
Het donker was terug, een verstikkende wolk van verdriet, en het liefst was ze ineengedoken op de vloer gaan liggen. Gedurende Sara’s hele leven was deze keuken gevuld geweest met vrolijkheid: het goedaardige gekibbel van haar moeder en haar zus, de flauwe grapjes en geintjes van haar vader. Sara hoorde hier niet meer. Ze moest een smoes verzinnen zodat ze weer kon vertrekken. Ze kon maar het beste teruggaan naar Atlanta zodat de rest van de familie in alle rust Thanksgiving kon vieren in plaats van het gedeelde verdriet van de afgelopen vier jaar weer op te rakelen.
Niemand zei iets tot de telefoon weer ging. Tessa was er het dichtst bij. Ze nam op. ‘Met de familie Linton.’ Zonder verdere plichtplegingen reikte ze Sara de hoorn aan.
‘Hallo?’
‘Sorry dat ik je stoor, Sara.’
Het leek Frank Wallace altijd enige moeite te kosten om Sara’s naam uit te spreken. Hij had al gepokerd met Eddie Linton toen Sara nog een luier droeg, en had haar altijd ‘snoes’ genoemd, tot hij besefte dat het niet gepast was om zo vertrouwelijk te doen tegen de vrouw van je chef.
‘Hoi,’ zei Sara terwijl ze de tuindeur opende die op de veranda aan de achterkant van het huis uitkwam. Pas toen ze de kou voelde, merkte ze hoe haar wangen gloeiden. ‘Is alles goed met Brad?’
‘Heb je het dan al gehoord?’
‘Natuurlijk heb ik het gehoord.’ Nog voor de ambulance was gearriveerd wist de halve stad waarschijnlijk al wat er met Brad was gebeurd. ‘Is hij nog steeds op de ok?’
‘Hij is er een uur geleden uit gekomen. Volgens de artsen maakt hij een kans als hij de eerstvolgende vierentwintig uur haalt.’ Frank praatte door, maar Sara kon zich niet concentreren op wat hij zei, wat trouwens niet veel inhield. De vierentwintiguursnorm was de gouden standaard van de chirurgie, het verschil tussen een sterfgeval dat moest worden toegelicht op de wekelijkse morbiditeits- en mortaliteitsvergadering of het afschuiven van de zorg voor een problematische patiënt op een andere arts.
Leunend tegen de muur, met de koude stenen tegen haar rug, wachtte ze tot Frank ter zake kwam. ‘Kun jij je een patiënt genaamd Tommy Braham herinneren?’
‘Vaag.’
‘Ik vind het heel vervelend om je erbij te betrekken, maar hij vraagt naar je.’
Sara luisterde slechts met een half oor. Haar gedachten maalden terwijl ze allerlei smoezen probeerde te verzinnen als antwoord op de onvermijdelijke volgende vraag. Ze werd er zo door in beslag genomen dat ze pas merkte dat Frank was opgehouden met praten toen hij haar naam noemde. ‘Sara? Ben je er nog?’
‘Ja hoor, ik ben er nog.’
‘Hij zit aan één stuk door te huilen.’