Naast het bed stond een stoel. Will ging ervan uit dat die voor hem was bedoeld en nam plaats.
‘Ik taai af naar de keuken,’ zei Maxine. ‘Ik hoor het wel als jullie wat willen.’
Will draaide zich verbaasd om, maar ze was de kamer al uit. Hij keek Frank weer aan. ‘Julie Smith?’
De zware bariton van de oudere man was een zachte bibberstem geworden. ‘Ik heb haar Sara laten bellen.’
Zoiets vermoedde Will al. ‘Nog voor Sara arriveerde, wist u al dat Tommy zich van het leven had beroofd.’
‘Ik dacht...’ Frank sloot zijn ogen. Zijn borst ging langzaam op en neer. ‘Ik dacht dat Sara hem maar het beste kon vinden. Dan zouden er minder vragen worden gesteld.’
Zo had het inderdaad kunnen gaan. Sara kende Nick Shelton. Ongewild had ze dingen glad kunnen strijken. ‘Waarom liet u Maxine zeggen dat Allison een vriendje had?’
Eén schouder ging omhoog. ‘Het is altijd het vriendje.’
Dat moest Will beamen, maar Frank had de afgelopen dagen zoveel leugens verteld dat hij niet wist of de man nog eerlijk kon zijn. Lionel Harris’ theorie over verandering klopte ergens wel. Niet veel mensen waren ertoe in staat. Alleen door iets heel ergs of iets heel moois kon een mens een wending aan zijn leven geven. Het was Will duidelijk dat Frank te ver heen was voor levensveranderende openbaringen. Hij rook ziek, alsof zijn lichaam al wegrotte. Will wist dat er in elk leven een moment aanbrak waarop het te laat was om nog iets te veranderen. Dan kon je alleen maar wachten tot de dood je wegvaagde.
Met vertrokken gezicht probeerde Frank te gaan verliggen.
‘Kan ik iets voor u halen?’
Hij schudde zijn hoofd, hoewel hij zichtbaar pijn leed. ‘Hoe gaat het met Lena?’
‘Ze heeft een ernstige infectie, maar waarschijnlijk redt ze het wel.’
‘Zeg maar dat het me spijt. Zeg maar dat het me spijt van alles.’
‘Dat doe ik,’ beloofde Will, maar als het aan hem lag zou hij nooit meer een woord met haar wisselen. Niet dat hij Lena Adams slecht vond, maar ze had iets corrupts dat een bittere smaak achterliet. ‘Zou u me willen vertellen wat er gebeurd is?’
Frank keek Will recht aan. Zijn ogen traanden. ‘Heb je kinderen?’
Will schudde zijn hoofd.
‘Darla was altijd al opstandig; ze haalde Maxine en mij het bloed onder de nagels vandaan.’ Hij zweeg even om op adem te komen. ‘Op haar zeventiende liep ze weg. Ik wist pas dat ze weer in de stad was toen ik haar een keer buiten bij de kliniek zag.’ Hij hoestte en bloeddruppeltjes sproeiden over het laken. ‘Ze stond een sigaret te roken.’
‘Waarom belde ze de politie over Tommy? Dat leek nogal riskant gezien haar criminele activiteiten.’
‘Ik weet niet of ze Tommy bang wilde maken of mij wilde straffen.’ Frank stak zijn hand uit naar het glas water op zijn nachtkastje. Will hielp hem door het rietje vast te houden terwijl hij dronk. Frank slikte, wat pijnlijk luid klonk in het kleine vertrek. Zacht kreunend liet hij zich weer achterovervallen.
‘Wat deed u nadat u het incidentenrapport over Tommy’s hond had gelezen?’ vroeg Will.
‘Ik ging naar de kliniek en vroeg haar waar ze in jezusnaam mee bezig was.’