Om haar afkeuring kenbaar te maken sloeg Cathy met een klap de koelkast dicht.
Tessa bleef echter aandringen. ‘Hoe heet hij?’
Angstvallig meed Sara haar moeders misprijzende blik. ‘Tommy Braham.’
‘Die is het. Mama, die heeft vroeger toch ons gras gemaaid?’
‘Ja,’ antwoordde Cathy afgemeten, en daarmee was voor haar de kous af.
‘Al sla je me dood,’ zei Sara, ‘maar ik zou niet meer weten hoe hij eruitziet. Hij was niet al te snugger. Volgens mij was zijn vader elektricien. Waarom kan ik me zijn gezicht niet herinneren?’
‘Tss,’ zei Cathy terwijl ze mayonaise op sneetjes witbrood smeerde. ‘Dat krijg je als je ouder wordt.’
‘Moet jij nodig zeggen,’ zei Tessa met een zelfgenoegzaam lachje.
Cathy bitste terug, maar Sara luisterde al niet meer. Ze deed haar uiterste best om zich meer bijzonderheden over Tommy Braham te herinneren, zodat ze hem kon plaatsen. De vader was haar beter bijgebleven dan de zoon: een norse, gespierde man die zich niet op zijn gemak voelde in de kliniek, alsof het niet van manlijkheid getuigde om in het openbaar voor je zoontje te zorgen. Zijn vrouw was bij hem weggelopen, dat wist Sara zich nog te herinneren. Het was een enorm schandaal geweest, vooral omdat ze er midden in de nacht vandoor was gegaan met de jeugdpredikant van de Primitive Baptist Church.
Tommy moest een jaar of acht, negen zijn geweest toen hij voor het eerst bij Sara kwam. Alle jongens zagen er op die leeftijd hetzelfde uit: bloempotkapsel, T-shirt en een onmogelijk klein en verkreukeld spijkerbroekje boven een paar witte tennisschoenen. Was hij stiekem verliefd op haar geweest? Ze kon het zich niet herinneren. Wel wist ze nog dat hij wat onnozel en traag was. Als hij een moord had gepleegd, was hij waarschijnlijk door iemand anders daartoe aangezet.
‘Wie zou Tommy dan vermoord hebben?’ vroeg ze.
‘Een studente van de hogeschool,’ antwoordde Tessa. ‘Ze is vanochtend in alle vroegte uit het meer opgevist. Eerst dachten ze aan zelfmoord, maar later veranderden ze van mening en toen zijn ze naar haar huis gegaan, die krakkemikkige garage die Gordon Braham aan studenten verhuurt. Weet je welke ik bedoel?’
Sara knikte. Als studente had ze ooit tijdens een vakantie haar vader geholpen toen de septic tank bij het huis van de Brahams leeggepompt moest worden, waarna ze zich had voorgenomen dubbel zo hard te werken voor haar artsendiploma.
‘Tommy was in de garage, gewapend met een mes,’ vervolgde Tessa. ‘Hij viel Frank aan en rende de straat op. Brad zette de achtervolging in en werd ook neergestoken.’
Sara schudde haar hoofd. Ze had aan iets onbeduidends gedacht: een winkeloverval, een wapen dat per ongeluk afging. ‘Dat zie ik Tommy nog niet doen.’
‘De halve buurt heeft het gezien,’ zei Tessa. ‘Brad rende achter hem aan over straat, waarop Tommy zich omdraaide en hem in zijn buik stak.’
In gedachten ging Sara een stap verder. Tommy had geen burger neergestoken, maar een politieman. Als er een politieman bij betrokken was, golden er andere regels. Geweldpleging werd poging tot moord. Doodslag werd moord.
‘Ik heb gehoord dat Frank hem niet al te zachtzinnig heeft aangepakt,’ zei Tessa zachtjes.
Terwijl Cathy borden uit de keukenkast pakte, zei ze afkeurend: ‘Het is heel teleurstellend als respectabele mensen wangedrag vertonen.’
Sara probeerde zich het tafereel voor te stellen: Brad die achter Tommy aan holde en Frank die de rij sloot. Maar Frank kon onmogelijk de laatste zijn geweest. Hij zou geen tijd verspillen door achter een verdachte aan te rennen terwijl Brad lag dood te bloeden. Er moest iemand anders bij zijn geweest. Iemand die er waarschijnlijk voor verantwoordelijk was dat die hele arrestatie verkeerd was afgelopen.