‘“Dag honderdvier. Werk viel mee. Kon me niet concentreren vandaag. Vannacht negen uur geslapen. In de lunchpauze dutje van twee uur gedaan. Had eigenlijk moeten studeren. Voelde me de hele dag schuldig en gedeprimeerd. Niks van J. gehoord. Hij zal me wel haten. Kan het hem niet kwalijk nemen.”’ Sara keek Will aan. ‘Dat was het.’
Hij keek op van het broodbordje in zijn handen. ‘Ik heb alle pagina’s geteld. Het zijn er tweehonderdvijftig.’
Ze keek op de voorkant, waarop het aantal pagina’s vermeld stond. Het meisje had er geen blaadjes uitgescheurd. ‘Twee weken voor haar dood is ze gestopt met schrijven,’ zei Sara.
‘Er is twee weken geleden dus iets gebeurd wat ze niet wilde opschrijven.’
Sara legde het schrift weg en pakte een theedoek. Will deed de afwas veel grondiger dan zij ooit had gedaan. Regelmatig ververste hij het water en ondertussen droogde hij af. Er was niet veel plaats meer op de werkbladen, en daarom probeerde hij te raden waar alles stond. Later zou Sara de keuken nog eens door moeten lopen om alle potten en pannen op de juiste plek te zetten, maar dat wilde ze niet doen waar Will bij was.
‘Ik doe het wel,’ zei hij toen hij haar met de theedoek zag.
‘Ik wil je helpen.’
‘Je hebt me geloof ik al genoeg geholpen.’ Ze dacht dat hij het daarbij zou laten, maar toen zei hij: ‘Het is vandaag erger dan anders.’
‘Door stress verergert het, bijvoorbeeld als je moe bent of als er iets aangrijpends gebeurt.’
Hij boende hard over het bord in zijn hand. Sara zag dat hij zijn mouwen niet had opgestroopt. De boorden van zijn trui waren drijfnat. ‘Ik was bezig een nieuwe rioolbuis naar mijn huis aan te leggen. Daarom loop ik achter met de was.’
Dat hij abrupt van onderwerp veranderde verbaasde Sara niet, maar ze had gehoopt dat hij daar even mee zou wachten. ‘Mijn vader heeft dit huis gebouwd met geld van alle mensen die zelf hun riolering proberen aan te leggen.’
‘Misschien kan hij me een paar tips geven. Ik weet bijna zeker dat de sleuf die ik gegraven heb nu alweer is ingestort.’
‘Heb je dan geen grondkering gemaakt?’ Sara stopte met afdrogen. ‘Dat is gevaarlijk. Voorbij de anderhalve meter moet je altijd de wanden schoren.’
Hij keek haar tersluiks aan.
‘Ik ben de dochter van mijn vader. Bel maar als je terug bent in Atlanta. Ik kan uitstekend met een graafmachine overweg.’
Hij pakte een bordje. ‘Volgens mij heb je me voorlopig genoeg gunsten bewezen.’
Sara keek naar zijn spiegelbeeld in het raam boven het aanrecht. Met gebogen hoofd concentreerde hij zich op zijn taak. Ze stak haar hand naar achteren en trok haar paardenstaart los. Haar haar viel op haar schouders.
‘Ga eens zitten,’ zei ze. ‘Ik doe de rest wel.’
Will hield zijn adem even in toen hij naar haar opkeek. Ze dacht dat hij iets ging zeggen, maar hij pakte nog een bord en dompelde het in het sop. Sara trok de la open om het bestek op te bergen. Haar haar hing voor haar gezicht. Ze was blij dat ze zich erachter kon verschuilen.
‘Ik vind het vreselijk om de afwas te laten staan,’ zei hij.
‘Laat mijn moeder je niet horen.’ Sara sloeg een luchtige toon aan. ‘Dan mag je nooit meer weg.’