‘Hallo.’
Hij stond midden in de gang, met zijn leren koffertje aan zijn voeten. Er was iets aan hem veranderd, maar Sara kon er niet echt de vinger op leggen. Hij zag er hetzelfde uit. Hij droeg ook dezelfde kleren waarin ze hem al twee dagen had gezien. Er ging iets droevigs van hem uit dat haar raakte.
Sara wenkte hem de keuken in. ‘Kom binnen.’ Ze zette het afwasmiddel op het werkblad. Will bleef aarzelend in de deuropening staan.
‘Neem me niet kwalijk,’ zei hij. ‘Je zus heeft me binnengelaten. Ik stond door het raampje van de deur naar binnen te turen om te zien of jullie nog wakker waren. Ik weet dat het laat is.’ Hij zweeg en slikte iets weg. ‘Het is echt laat.’
‘Is er iets?’
Nerveus liet hij zijn koffertje van de ene hand naar de andere gaan. ‘Zou je tegen je moeder willen zeggen dat het me spijt dat ik niet bij het avondeten kon zijn? Er was heel veel te doen en ik...’
‘Maak je geen zorgen. Dat snapt ze heus wel.’
‘Hebben de secties...’ Hij zweeg weer en veegde met zijn mouw zijn voorhoofd af. Zijn haar was nat van de regen. ‘Terwijl ik hiernaartoe reed bedacht ik dat de moord op Jason misschien wel een copycat-moord was.’
‘Nee,’ zei ze. ‘De wonden waren identiek.’ Ze wachtte even. Zo te zien was er iets vreselijks gebeurd. ‘Zullen we gaan zitten?’
‘Nee, dat hoeft niet, ik...’
Zelf nam ze weer aan tafel plaats. ‘Kom op. Wat is er aan de hand?’
Hij keek achterom naar de voordeur. Ze zag dat hij het liefst weg wilde, maar daar kennelijk niet toe in staat was.
Ten slotte pakte Sara hem bij zijn hand en trok hem naar de stoel. Hij ging zitten, met zijn koffertje op schoot. ‘Ik vind het heel vervelend.’
Ze boog zich naar hem toe en moest zich bedwingen om niet weer zijn hand te pakken. ‘Wat vind je vervelend?’
Opnieuw slikte hij. Ze wachtte geduldig tot hij het woord nam. Zijn stem klonk heel zacht in het grote vertrek. ‘Faith is bevallen.’
Sara sloeg haar hand voor haar mond. ‘Is alles goed met haar?’
‘Ja, ze maakt het prima. Ze maken het allebei prima.’ Hij haalde zijn mobiel uit zijn zak en liet haar een foto zien van een pasgeboren baby met een rood gezichtje en een roze wollen mutsje op. ‘Volgens mij is het een meisje.’
Faith had in haar bericht naast het gewicht ook de naam van de baby genoemd. ‘Emma Lee,’ zei Sara.
‘Zes pond en zevenhonderdtachtig gram.’
‘Will...’
‘Dit heb ik gevonden.’ Hij legde zijn koffer op tafel en klikte de slotjes open. Ze zag een stapel papier en een plastic zak met een rood zegel. Uit een van de zijvakken haalde hij een schrift met een blauwe plastic kaft dat onder de zwarte vlekken van vingerafdrukpoeder zat. ‘Ik heb geprobeerd het schoon te maken,’ zei hij terwijl hij het vuil aan zijn trui afveegde. ‘Sorry. Het lag in Allisons auto en ik...’ Hij sloeg de pagina’s om en liet haar het krabbelige handschrift zien. ‘Ik kan het niet,’ zei hij. ‘Ik kan het gewoonweg niet.’
Ze besefte dat Will haar niet één keer had aangekeken sinds hij de keuken was binnengelopen. Hij straalde verslagenheid uit, alsof elk woord dat over zijn lippen kwam hem pijn deed.