‘Het is moeilijk om in een god te geloven die mijn man in mijn armen heeft laten sterven.’
‘Dieper dan in de put kun je niet zinken, zus, en dan mag je blij zijn als iemand je een touw toewerpt zodat je naar boven kunt klimmen.’
Iets dergelijks had Cathy ook gezegd toen Sara Jeffrey verloor. ‘Ik ben blij dat je iets gevonden hebt waar je rust in vindt.’
‘Nou, volgens mij geldt dat ook voor jou.’ Tessa had de kippenpoot inmiddels op en nu lepelde ze met het bot de slagroom naar binnen. ‘Je bent heel anders dan toen je hier aankwam. Volgens mij doe je dit soort werk het liefst.’
‘Dat zou ik niet weten.’
‘Waar is Will trouwens?’
Sara kreunde. ‘Begin daar nou niet weer over.’
‘Als je hem ziet, moet je dat elastiekje uit je haar halen. Met los haar ben je mooier.’
‘Hou op, alsjeblieft!’
Tessa pakte haar hand. ‘Zal ik jou eens wat vertellen?’
‘Zolang het geen advies is over hoe je een getrouwde man aan de haak slaat.’
Ze gaf Sara een kneepje. ‘Ik ben echt verliefd op mijn man.’
‘Oké,’ zei Sara behoedzaam.
‘Ik weet dat je Lem saai vindt en veel te serieus en zelfingenomen, en neem maar van mij aan dat hij dat allemaal is, maar honderd keer per dag, als ik een liedje hoor of aan iets grappigs denk of als papa een van zijn stomme moppen vertelt, is het eerste wat bij me opkomt: kon ik dat maar aan Lem vertellen. En ik weet dat hij aan de andere kant van de wereld hetzelfde denkt.’ Ze zweeg even. ‘Dat is liefde, Sara, als er maar één persoon op aarde is met wie je al die dingen wilt delen.’
Sara wist nog goed hoe dat voelde. Het was alsof je in een warme deken was gehuld.
Tessa lachte. ‘Lieve help, nog even en ik moet huilen. Als Lem hier komt, denkt hij vast dat ik rijp ben voor een inrichting.’
Sara legde haar hand op die van Tessa. ‘Ik ben heel blij dat je zo iemand hebt gevonden.’ Ze meende het oprecht. Haar zus was zichtbaar gelukkig. ‘Je verdient het dat iemand van je houdt.’
Tessa glimlachte veelbetekenend. ‘En jij ook.’
‘Die zit,’ zei Sara grinnikend.
‘Ik ga maar eens naar bed.’ Tessa kwam steunend overeind. ‘Goed je handen wassen. Je ruikt naar kip en slagroom.’
Sara rook aan haar handen. Tessa had gelijk. Weer keek ze naar het volle aanrecht. Ze kon maar het beste aan de afwas beginnen en daarna naar bed gaan. Ze kreunde al even hard als Tessa toen ze van tafel opstond. Haar rug deed pijn omdat ze de hele dag voorovergebogen had gestaan. Haar ogen waren moe. Ze zocht onder het kastje naar afwasmiddel in de hoop dat het op was, zodat ze een geldig excuus zou hebben om de troep tot de volgende ochtend te laten staan.
‘Shit,’ mompelde Sara toen ze het flesje aantrof achter een volle doos vaatwasmiddel die haar moeder nog nooit had geopend. Ze hoorde voetstappen op de gang. ‘Kom je nog wat slagroom halen?’ vroeg ze. Tessa antwoordde niet, maar Sara wist zeker dat zij het was. ‘Je komt me toch niet helpen, hè?’ Toen ze de gang op liep, zag ze echter niet Tessa, maar Will.