Gelukkig keek Charlie niet vreemd op van het verzoek. Met zijn camerastem las hij: ‘Dit is een briefje dat is aangetroffen in de roze boekentas die vermoedelijk van het slachtoffer is geweest. Er staat: “Ik moet met je praten. We spreken af op de vaste plek.”’
Will keek weer naar de woorden. Nu hij wist wat er stond, kon hij de letters beter onderscheiden. ‘De “I” ziet er bekend uit,’ zei hij. ‘Die is identiek aan de “I” op dat zogenaamde zelfmoordbriefje.’ Ter wille van de camera wees hij naar de afgescheurde onderkant van het blaadje. ‘Het briefje dat bij het meer is gevonden, is geschreven op de onderste helft van een afgescheurd stuk papier.’ Will herhaalde wat Charlie had voorgelezen. ‘“Ik moet met je praten. We spreken af op de vaste plek.” En dan plak je er het laatste gedeelte van dat nepzelfmoordbriefje aan vast: “Ik wil niet langer.”’
‘Klinkt aannemelijk.’ Met zijn officiële stem kondigde Charlie aan dat hij de band stilzette. Om te voorkomen dat een advocaat er later in de rechtszaal zijn voordeel mee deed was hij zo verstandig hun speculaties niet op te nemen.
Will bestudeerde de letters op het briefje. ‘Denk je dat dit door een man of een vrouw is geschreven?’
‘Ik heb geen idee, maar het komt niet overeen met Allisons handschrift.’ Will vermoedde dat hij de collegedictaten als vergelijkingsmateriaal gebruikte. ‘Ik heb het huiswerk van Jason gezien toen ik op zijn kamer was,’ vervolgde Charlie. ‘Hij schreef ook alles in hoofdletters.’
‘Waarom zou Allison een dergelijk briefje van Jason bij zich hebben?’
Charlie deed een gok. ‘Misschien was hij medeplichtig aan haar moord.’
‘Zou kunnen.’
‘En toen besloot de moordenaar dat hij geen getuigen wilde.’
Will pijnigde zijn hersens af. Die theorie klopte niet.
‘Ik ben geen beroeps,’ zei Charlie, ‘maar volgens mij komt het handschrift in Allisons dagboek overeen met dat op het medicijnpotje.’
‘Haar dagboek?’
‘Dat blauwe schrift. Dat is duidelijk een soort dagboek.’
Will bladerde erdoorheen. Iets minder dan de helft van het schrift was beschreven. De overgebleven pagina’s waren leeg. Hij keek naar wat er op de voorkant van de plastic kaft stond. Het getal.250 was vetgedrukt en omcirkeld. Hij ging ervan uit dat het op het aantal pagina’s sloeg. ‘Vind je dit geen vreemde keus voor een dagboek?’
‘Ze was eenentwintig. Had jij zo’n in leer gebonden meidengeval met een slotje en sleutel verwacht?’
‘Nee, dat niet.’ Will nam het dagboek door. Allison had een vreselijk handschrift, maar de getallen waren leesbaar. Boven elke notitie stond een datum. Sommige besloegen wel twee alinea’s. Andere waren hooguit een of twee regels lang. Hij bladerde naar de laatste notitie. ‘13 november. Dat is twee weken geleden.’ Hij controleerde de overige datums. ‘Tot op dat punt hield ze het behoorlijk consequent bij.’ Hij bladerde terug naar de voorste pagina. ‘De eerste notitie is van 1 augustus. Het is een nogal kort dagboek.’
‘Misschien begint ze elk jaar op haar verjaardag aan een nieuw.’
Will herinnerde zich weer wat Sara in het mortuarium op het whiteboard had geschreven. Allison Spooner was twee dagen voor Angie jarig. ‘Ze is in april geboren.’
‘Nou ja, ik gokte maar wat.’ Charlie pakte zijn camera weer op. ‘Laten we dit eens opnemen. Is er iets wat eruit springt?’