‘Die stond bij het laadperron geparkeerd. Nog een geluk dat er niemand in zat. De camera is recht door de ruit van die hatchback gegaan.’
‘Een hatchback?’ Will was zijn overall plotseling vergeten. ‘Wat voor merk?’
‘Volgens mij zo’n oude Dodge Daytona.’
Tegen de tijd dat Charlies busje bij het autodepot aankwam, was de regen in natte sneeuw overgegaan. De wind schudde aan de wagen. Het parkeerterrein lag vol plassen, waar ze dwars doorheen moesten waden om bij de voordeur te komen. Wills sokken werden weer nat, en de blaar op zijn hiel was zo rauw dat hij er mank van ging lopen.
‘Earnshaw,’ zei Charlie, en Will vermoedde dat hij op het verlichte bord boven het gebouw doelde. In de deuropening stond een magere, pezige man in een tuinbroek en met een honkbalpet op zijn hoofd. Hij hield de deur voor hen open terwijl ze het gebouw in renden.
‘Al Earnshaw.’ De man gaf hun allebei een hand. Tegen Will zei hij: ‘U bent toch die vriend van Sara? Mijn zus heeft me al het een en ander over u verteld.’
Nu begreep Will waarom de man zo griezelig veel op Cathy Linton leek. ‘Ze heeft me bijzonder vriendelijk ontvangen.’
‘Dat geloof ik graag.’ Al liet een blijmoedige bulderlach horen, maar gaf Will vervolgens zo’n harde klap op zijn arm dat die bijna zijn evenwicht verloor. ‘De auto staat achter.’ Hij wenkte hen mee naar de deur achter de balie.
De werkplaats was groot, met de gebruikelijke naaktkalenders en posters van sexy dames die in bikini auto’s stonden te wassen. Er waren zes hefbruggen, aan weerszijden drie. De gereedschapskisten stonden netjes in een rij, met gesloten deksel. Al had de propaankachels aangezet, maar het was nog steeds bijtend koud. De roldeuren aan de achterkant rammelden in de wind. Allisons Dodge Daytona stond naast de laatste hefbrug. De achterruit was in het midden ingeslagen, zoals Demetrius al had verteld.
‘Hebt u Allison gebeld om te zeggen dat u haar auto had?’ vroeg Will.
‘We bellen de mensen nooit als we hun auto wegslepen. Overal op de hogeschool hangen borden met ons telefoonnummer. Ik ging ervan uit dat de eigenaar een lift naar huis had gekregen voor de vakantie en dat we wel gebeld zouden worden als hij terugkwam en zag dat de wagen er niet meer stond. Tommy’s Malibu staat hier ook als u hem wilt zien,’ bood hij aan.
Will had helemaal niet meer aan de auto van de jongen gedacht. ‘Bent u er al achter wat ermee aan de hand was?’
‘De startmotor was weer eens vastgelopen. Hij was eronder gekropen en had er met een hamer tegenaan geslagen om de zaak los te krijgen.’ Al haalde zijn schouders op. ‘Ik heb het al gerepareerd. Die pick-up van Gordon heeft zijn langste tijd gehad. Hij zal toch een auto moeten hebben.’ Hij haalde een poetsdoek uit zijn zak en veegde zijn handen af. Die waren even schoon als Wills handen, en het gebaar deed dan ook sterk aan een zenuwtic denken.
‘Kende u Tommy goed?’ vroeg Will.
‘Ja.’ Hij stopte de doek weer in zijn zak. ‘Jullie redden je nu wel, hè? Roep maar als je me nodig hebt.’
‘Bedankt.’
Charlie liep naar de auto toe. Hij zette zijn instrumentenkist op de vloer en deed het deksel open. ‘Sara?’ vroeg hij.
‘Dat is een plaatselijke arts.’ Meteen verbeterde Will zichzelf: ‘Ik bedoel uit Atlanta. Ze werkt in het Grady Hospital. Ze is hier opgegroeid.’
Charlie gaf hem een paar rubberen handschoenen. ‘Hoe lang ken je haar al?’