‘Je bent een genie, vriend.’ Ze liepen samen de badkamer in. Charlie deed de lampen aan. Will sloeg zijn handen voor zijn gezicht, want het was alsof er met messen in zijn ogen werd gestoken.
‘Sorry,’ zei Charlie. ‘Ik vergat te zeggen dat je je ogen moet dichtdoen en ze dan langzaam weer moet openen.’
‘Je wordt bedankt.’ Telkens als Will met zijn ogen knipperde, zag hij een vlekkenexplosie op zijn netvlies. Hij zocht steun bij de muur om niet over zijn eigen voeten te struikelen.
Charlie ging met zijn videocamera voor de voorraadkast staan. ‘We kunnen het even op de foto’s nakijken, maar ik weet zeker dat deze deur dichtzat toen we hier kwamen.’ Hij had zijn handschoenen nog aan. Voorzichtig draaide hij de deurknop om.
Het was een ondiepe kast met metalen schappen die bijna alle ruimte in beslag namen. Er stond niets bijzonders in: vierlitercontainers met schoonmaakmiddel, een doos met poetsdoeken, sponzen, twee pleeborstels, een mop in een gele emmer op wieltjes. Aan een bungeekoord tegen de achterkant van de deur hingen twee spuitflessen. Gele vloeistof voor het verwijderen van vlekken. Blauwe vloeistof voor ramen en glas.
Charlie legde de inhoud van de kast met de camera vast. ‘Dat zijn professionele schoonmaakmiddelen. Er zit waarschijnlijk dertig procent bleek in.’
Will herkende het Windex-etiket op een van de spuitflessen. Thuis gebruikte hij hetzelfde merk. Er zat azijn in tegen vet. ‘Azijn en bleek kun je toch niet mengen?’
‘Nee. Dan krijg je chloorgas.’ Charlie volgde Wills blik naar de blauwe spuitfles. Er ging een belletje bij hem rinkelen en hij lachte. ‘Ik ben zo terug.’
Will had het gevoel dat hij al twee dagen zijn adem had ingehouden, en hij blies alle lucht in één keer uit. Bleek gaf dezelfde gloed af als bloed wanneer het met luminol was bespoten en zo werd eventueel bewijs aan het oog onttrokken. Azijn daarentegen ging een natuurlijk verbond aan met ijzer, zodat het nog zichtbaarder werd nadat het bespoten was. Dat verklaarde waarom de vlekken op de gang zo fel hadden opgegloeid. De moordenaar had de vloer schoongemaakt met Windex. Hij had evengoed met een pijl de bloedvlekken kunnen aanwijzen.
Charlie kwam terug met Doug en een tweede assistent. Ze werkten samen, maakten foto’s en gaven Charlie de kwast en het poeder om de Windex-fles op vingerafdrukken te onderzoeken. Charlie ging systematisch te werk: van boven naar beneden en van de ene kant van de fles naar de andere. Will had verwacht dat hij meteen vingerafdrukken zou vinden. De fles was halfvol. Ongetwijfeld had het schoonmaakpersoneel hem ook gebruikt. De kast was niet afgesloten en ook de studenten konden erbij.
‘Hij is schoongeveegd,’ vermoedde Will. Op de spuit en het gedeelte rond het handvat was niets te zien.
‘Laat me het nog één keer proberen,’ mompelde Charlie. Met de kwast streek hij over het etiket. Ze gingen allemaal op hun knieën zitten toen Charlie de onderkant poederde.
‘Bingo,’ fluisterde Will. Op de onderkant van de fles zag hij een deel van een afdruk. Het zwart gloeide op tegen de donkerblauwe vloeistof.
‘Wat zie je?’ vroeg Charlie. Hij haalde een zaklantaarn tevoorschijn en scheen ermee op het heldere plastic. ‘Jezus. Da’s een goeie, haviksoog.’ Hij verwisselde de zaklantaarn voor een stuk doorzichtig tape. ‘Het is een gedeeltelijke afdruk, waarschijnlijk van de pink.’ Hij ging op zijn hurken zitten om het stuk tape op een wit kaartje te plakken.
‘Zijn handschoenen zaten natuurlijk onder het bloed,’ zei Will. ‘Die moest hij uitdoen om de vloer schoon te maken.’
Charlie werd door Doug overeind geholpen. ‘We rijden hier meteen mee naar het lab. Ik kan wel een paar mensen wakker bellen. Het duurt even, maar het is een goede afdruk, Will. Het is een keiharde aanwijzing.’ Tegen zijn assistent zei hij: ‘Het andere bewijsmateriaal ligt in het busje. Er zit een medicijnpotje in mijn instrumentenkist. Neem dat ook mee.’