‘Komt het slecht uit?’
Ze liep voor de deur heen en weer. ‘Ik heb net ontslag genomen.’
Hij lachte, alsof ze een ongeloofwaardige grap had verteld. ‘Echt?’
Ze leunde met haar rug tegen de muur. ‘Over zoiets zou ik tegen jou niet liegen.’
‘Wil je daarmee zeggen dat je over andere dingen wel liegt?’
Hij maakte een grapje, maar de moed zonk Lena in de schoenen toen ze bedacht hoe verkeerd het allemaal voor haar had kunnen uitpakken. ‘Ik wil zo snel mogelijk de stad uit.’
‘Oké. We gaan vanavond nog pakken. Trek voorlopig maar bij mij in, dan bedenken we later wel wat je gaat doen.’
Lena staarde naar de rivier. Ze hoorde het geraas van de stroming. Het klonk alsof er water kookte in haar oren. Ook al was de regen opgehouden, toch bleef de rivier stijgen. In haar verbeelding zag ze een enorme golf over de heuvel naar beneden donderen, die de straat onder water zette en het politiebureau meesleurde.
‘Lee?’ vroeg Jared.
‘Er is niks...’ Haar stem haperde. Als ze nu ging huilen, zou ze nooit meer stoppen. ‘Over een uur of twee ben ik thuis.’ Haar keel werd dichtgesnoerd. ‘Ik hou van je.’
Lena brak het gesprek af voor hij kon antwoorden. Ze keek op haar horloge. In de apotheek in Cooperstown hield een arts inloopspreekuur. Misschien kon ze ergens een doktersassistente vinden die geld nodig had en geen vragen stelde. Net toen ze weg wilde lopen, ging de achterdeur open.
‘O,’ zei Lena.
‘Ik zag uw auto niet voor staan.’
‘Ik heb hem aan de overkant geparkeerd.’ Lena hield haar hand omhoog en liet de losse pleisters zien. ‘Ik heb... eh... een probleem waarmee ik in het ziekenhuis niet terecht kan.’
De verwachte aarzeling bleef uit. ‘Kom binnen.’
Lena rook een sterke bleeklucht toen ze het gebouw in liep. De schoonmakers hadden hun werk grondig gedaan, maar haar maag draaide zich om van de stank.
‘Ga maar naar onderzoekskamer 1. Ik kom zo.’
‘Oké.’
Nu ze in de praktijk van een arts was, mocht haar lichaam kennelijk pas echt pijn gaan doen. Haar hand klopte met elke hartslag. Ze kon geen vuist meer maken. In haar oren klonk een hoge pieptoon. En toen nog een. Ze besefte dat ze sirenes hoorde.
Lena liep langs de onderzoekskamer naar de voorkant van het gebouw om te kijken wat er aan de hand was. De schuifdeur naar de voorste spreekkamer ging met enige moeite open. De jaloezieën zaten dicht en het was er donker. Toen ze het licht aandeed, zag ze waar de stank vandaan kwam.
Op het bureau stonden twee vierliterflessen bleekmiddel. In een roestvrijstalen kom lagen leren handschoenen te weken. De vloer was bezaaid met wattenproppen en papieren handdoekjes. Op een stuk bruin decoratiepapier lag een houten honkbalknuppel. Bloed koekte aan de letters rond het Rawlings-logo.
Lena’s hand schoot naar haar pistool, maar ze was te laat. Ze voelde een bloeddruppel langs haar nek sijpelen nog voor ze zich bewust was van de pijn van het koude mes tegen haar huid.
Veertien
Terwijl een grijns tussen zijn snor door schemerde rende Charlie Reed de trap van het studentenhuis af. Hij was van top tot teen in een witte overall gehuld. ‘Blij dat je er bent. De show gaat zo beginnen.’