Het duurde even voor de moordenaar boven was. Misschien wilde hij er zeker van zijn dat Jason niets vermoedde. Pas om 23.18.00 uur werd de camera van de eerste verdieping omhooggeduwd. Deze keer ging het de moordenaar minder gemakkelijk af. Lena vermoedde dat hij was uitgegleden op de trap. De camera stond iets scheef, en ze drukte net zo lang op de pauzeknop tot ze de punt van een houten honkbalknuppel in beeld kreeg. Het ronde uiteinde was goed te zien, maar het Rawlings-logo nam alle twijfel weg. Ze herkende het lettertype uit haar softbaltijd.
Om 23.26.02 uur flitste het xenonlicht opnieuw tegen het plafond toen de buitendeur openging. De moordenaar had er ruwweg acht minuten over gedaan om Jason van het leven te beroven.
Marla klopte aan en liep de kamer in. Lena zette de opname die ze aan het bekijken was even stil; het was de digitale film van het verlaten parkeerterrein voor de bibliotheek. ‘Wat is er?’
‘Je hebt bezoek.’ Ze maakte rechtsomkeert en vertrok.
Lena smeet de afstandsbediening op tafel en bedacht dat Marla Simms een van de weinigen was die ze niet zou missen als ze hier wegging. Trouwens, nu ze erover nadacht kon ze niemand in de hele stad bedenken zonder wie ze niet zou kunnen leven. Het was vreemd om zich zo onthecht te voelen van een groep mensen die de afgelopen jaren haar wereld hadden gevormd. Lena had Grant County altijd als haar thuis beschouwd en het politiekorps als haar familie. Nu was ze alleen maar blij dat ze eindelijk van ze af was.
Ze duwde de metalen branddeur open en liep de recherchekamer in. Lena bleef staan toen ze de vrouw zag die in de hal stond te wachten, want ze herkende meteen Sheila McGhee, de vrouw op de foto die Frank uit Allisons portefeuille had ontvreemd. Ze hadden met zijn drieën op een bank voor het studentencentrum gezeten. De jongen van wie Lena inmiddels wist dat hij Jason Howell heette, had zijn arm om Allisons schouder geslagen. Sheila zat naast haar nicht, maar iets verder van haar af. Achter hen was de lucht donkerblauw. De bomen begonnen hun blad al te verliezen.
In het echt zag Sheila McGhee er magerder en harder uit. Naar aanleiding van de foto had Lena geconcludeerd dat ze uit de plaatselijke achterbuurt kwam, en nu zag ze haar vermoeden bevestigd, behalve dan dat Sheila uit Elba, Alabama, afkomstig was. Ze was broodmager, waarschijnlijk doordat ze te weinig at en te veel rookte. Haar huid hing slap van haar gezicht. Ze had diep weggezonken ogen. De vrouw op de foto had nog geglimlacht. Sheila McGhee zag eruit alsof ze nooit meer zou kunnen lachen.
Ze drukte haar tasje zenuwachtig tegen haar buik toen Lena op haar afliep. ‘Is het waar?’
Marla zat achter haar bureau. Lena boog zich voorover en drukte op de zoemer om de poort te openen. ‘Kom maar mee naar achteren als u wilt.’
‘Vertel het me dan.’ Ze greep Lena bij haar arm. De vrouw was sterk. De aderen op de rug van haar hand leken gevlochten koord.
‘Ja,’ bevestigde Lena. ‘Allison is dood.’
Sheila was nog niet overtuigd. ‘Die meisjes lijken allemaal op elkaar.’
Lena legde haar hand over die van de vrouw. ‘Ze werkte in het eetcafé iets verderop, mevrouw McGhee. De meeste agenten die hier werken kenden haar. Iedereen vond haar een schat van een meid.’
Sheila knipperde een paar keer met haar ogen, ook al was er geen traan te bekennen.
‘Kom maar mee,’ zei Lena. In plaats van haar voor te gaan naar de verhoorkamer liep ze naar Jeffreys kantoor. Vreemd genoeg ging er een steek van verlies door haar heen. Ze besefte dat ze ergens in haar achterhoofd had gedacht dat zijzelf over tien, vijftien jaar recht op deze kamer kon doen gelden. Ze was zich pas van haar droom bewust geworden toen die onbereikbaar werd.