‘Wat nu?’
‘Zeg het maar.’ Will keek op zijn telefoon om te zien hoe laat het was. Charlie kon elk moment arriveren. ‘U kunt mee teruggaan naar de hogeschool, maar u kunt ook een advocaat gaan zoeken.’
Ze hoefde niet over het antwoord na te denken. ‘Mijn auto of die van u?’
Dertien
Ze waren Taylor Drive nog niet uit of ze zaten midden in een wolkbreuk. Het zicht was beperkt. Langzaam en voorzichtig manoeuvreerde Lena de auto door de ondergelopen straten. De kou drong door in haar gewonde hand. Ze bewoog haar vingers om de bloedsomloop weer op gang te helpen. De hand was ontstoken, dat leed geen twijfel. Ze voelde zich warm en koud tegelijk. Een trage pijn nam bezit van haar achterhoofd.
Toch had ze zich in tijden niet zo goed gevoeld. Niet alleen omdat ze de verantwoordelijkheid voor Tommy’s dood op zich had genomen, maar ook omdat ze zich voor de allerlaatste keer weer eens uit de nesten had gewerkt. Het was echt de laatste keer. Voortaan zou Lena alles op de juiste manier aanpakken. Geen trucjes meer. Geen risico’s.
Frank kon haar niet verwijten dat ze zich op haar eigen zwaard had gestort, en als hij dat wel deed, kon hij de pot op. Will Trent had alles uitgevogeld wat er in de garage gebeurd was, maar zonder Lena kon hij niets bewijzen en Lena was niet van plan haar mond open te doen. Zo had ze Frank in haar macht. Dat was haar troef. Als Frank zich dood wilde zuipen, als hij op straat zijn leven wilde riskeren, moest hij dat vooral doen. Zij trok haar handen van hem af.
De dood van Tommy Braham was het enige wat op haar geweten drukte. Ze moest met een advocaat praten over hoe ze de zaak met het gemeentebestuur zou afhandelen, maar ze was niet van plan de strijd aan te gaan. Ze had straf verdiend. Tommy was haar arrestant geweest. Lena had hem min of meer het middel verschaft waarmee hij een eind aan zijn leven had gemaakt. De boel belazeren, mazen in de wet zoeken, dat was er allemaal niet meer bij. Misschien zou Gordon Braham haar een proces aandoen, of misschien niet. Eén ding wist Lena zeker: ze was helemaal klaar met dit stadje. Hoe ze ook van het politiewerk hield, hoe ze ook van die stoot adrenaline genoot, van het gevoel dat ze iets deed wat bijna niemand ter wereld wilde – of kon – doen, ze moest verder met haar leven.
Naast haar ging Will verzitten. Hij had de halve dag in de regen rondgesjouwd. Zijn trui was nat. Zijn spijkerbroek was nog steeds niet helemaal droog. Je kon veel over hem zeggen, maar niet dat hij niet op zijn doel afging.
‘Wanneer gaan we het doen?’ vroeg ze. ‘Mijn bekentenis, bedoel ik.’
‘Vanwaar die haast?’
Ze antwoordde niet. Hij zou het toch niet begrijpen. Lena was vijfendertig en ze moest weer helemaal overnieuw beginnen terwijl de banenmarkt er sinds de crisis van de jaren dertig niet zo slecht had voorgestaan. Ze wilde er gewoon een punt achter zetten. Het moeilijkste was nog dat alles zo onzeker was. Ze kapte ermee, maar zou dat zonder bloedvergieten lukken?
‘U kunt altijd nog een deal sluiten.’
‘Daarvoor moet je met iets waardevols over de brug komen.’
‘Ik denk dat u dat wel hebt.’
Ze beaamde het niet. Ze wisten allebei dat ze er zelf een stuk makkelijker van af kwam als ze Frank liet vallen. Maar Will wist niet wat voor macht Frank over haar had. Om alles goed te laten aflopen moest Lena haar mond houden. Ze kon niet meer terug.
‘Hoe staat het eigenlijk met de drugs hier in de stad?’ vroeg Will.
De vraag verraste haar. ‘Daar valt niet veel over te vertellen. Meestal handelt de campusbewaking de kleinere overtredingen op de hogeschool af: hasj, wat coke, soms een beetje speed.’