‘Kende een van u Allison Spooner?’ vroeg Lena. ‘Ze woonde bij Tommy in huis.’
Nu werden ze beiden wat terughoudender. ‘Ik heb haar weleens gezien,’ zei Darla.
‘En haar vriendje, hebt u die ook weleens gezien?’
‘Ja, af en toe.’
‘Weet u hoe hij heette?’
Darla schudde haar hoofd. ‘Hij kwam vaak langs. Soms hoorde ik ze schreeuwen. Dan hadden ze ruzie. Hij leek me nogal opvliegend.’
Will wist dat onderwijzers mensen vaak snel konden doorgronden. ‘Wat vond u van hem, mevrouw Barnes?’
‘Ik heb hem een of twee keer gezien,’ was het enige wat ze kwijt wilde.
‘Hebt u hem ooit ruzie horen maken met Allison?’
Ze raakte haar oor aan. ‘Ik hoor niet zo goed.’
Nu was ze overdreven gevoelig, vond Will, want ze had de hond wel horen blaffen. Uiteraard spraken de meeste mensen liever geen kwaad over de doden. Hij was ervan overtuigd dat mevrouw Barnes een week geleden maar al te graag het een en ander over Allison Spooner zou hebben verteld. ‘Hebt u haar auto de laatste tijd nog op de oprit gezien?’
‘Gordon had haar gevraagd om hem op straat te parkeren, want hij lekte olie,’ zei mevrouw Barnes. ‘Ik heb hem al een tijdje niet gezien. Het afgelopen weekend in elk geval niet.’
‘Ik ook niet,’ beaamde Darla.
‘En de auto van dat vriendje? Hebt u gezien wat voor merk dat was?’
Beide vrouwen schudden het hoofd. Weer nam Darla het woord. ‘Ik ben helemaal niet goed in dat soort dingen. Het was een stationcar. Groen of blauw. Maar daar hebt u ook niet veel aan.’
‘Had Allison weleens vrienden of vriendinnen over de vloer?’
‘Alleen dat vriendje,’ vertelde Darla. ‘Zo’n ventje met van die gluiperige ogen.’
Will voelde een regendruppel op zijn hoofd. ‘Hebt u ooit met hem gesproken?’
‘Nee, maar ik herken een loser op een kilometer afstand.’ Ze liet een verbijsterend rauwe lach horen. ‘Ik heb er dan ook heel wat versleten in mijn leven.’
Nu mengde mevrouw Barnes zich weer in het gesprek. ‘Ik zweer dat Tommy dat meisje niets gedaan heeft.’ Ze keek Lena woedend aan. ‘En dat weet jij maar al te goed.’
‘Inderdaad,’ zei Lena.
Daar had ze niet van terug. Ze keek weer naar de verpleegster. ‘Ik denk dat ik maar eens ga.’
‘Mevrouw Barnes...’ zei Will.
Ze snoerde hem de mond. ‘Mijn zoon is advocaat. Als u me verder nog iets wilt vragen, kunt u zich tot hem richten. Kom, Darla. Mijn serie begint zo.’
Met die woorden draaide ze haar rollator om en begon moeizaam de oprit te beklimmen. Darla liep na een verontschuldigend gebaar achter haar aan.
‘Volgens mij is dit de eerste keer dat een bejaarde dame met een rollator me met een advocaat bedreigt,’ zei Will.
Er klonk een soort gegons, alsof een hele zwerm cicaden aan het zingen was geslagen. De regen was in lichte nevel overgegaan. Het water vormde druppels op Wills wimpers en hij knipperde met zijn ogen.