‘De badkamer.’ Hij wees om zich heen en Lena begreep waarop hij doelde. De kamer was één open ruimte. Er was geen badkamer. Er was niet eens een toilet. Het meubilair was spartaans: een bed dat eruitzag alsof het in een dumpzaak was gekocht en een klaptafel van het soort dat bij kerkbazaars werd gebruikt. In de hoek stonden een klein tv-toestel met aluminiumfolie op de antenne en een aangesloten Playstation. In plaats van een ladekast waren er metalen planken aan de wand bevestigd. Die lagen boordevol T-shirts, spijkerbroeken en honkbalpetten.
‘Waarom droeg Tommy een bivakmuts?’ vroeg Will.
Lena had het gevoel dat ze een handvol grind had ingeslikt. ‘Hij zei dat hij die droeg vanwege de kou.’
‘Het is hier inderdaad koud,’ beaamde Will. Hij stopte de veldkit in zijn koffer. Lena’s gezicht vertrok toen hij de slotjes dichtklikte. Het geluid weerklonk als een schot. Of als een dichtslaande celdeur.
De autotijdschriften. De vuile lakens op het bed. Het ontbreken van zelfs de allerelementairste voorzieningen. Allison Spooner kon onmogelijk in deze troosteloze garage hebben gewoond.
Maar Tommy Braham wel.
Elf
Brocks Uitvaartcentrum was in een van de oudste panden van Grant County gevestigd. Aan het begin van de twintigste eeuw had de toenmalige directeur Onderhoud van het spoorwegemplacement het victoriaanse kasteel laten bouwen, met torentjes en al. Dat hij daarvoor geld van de spoorwegmaatschappij had gebruikt, werd later een zaak voor de openbare aanklager. Uiteindelijk werd het kasteel op de trappen van het gerechtshof geveild en verkocht aan John Brock, de plaatselijke begrafenisondernemer.
Van haar opa Earnshaw wist Sara dat de hele stad een zucht van opluchting had geslaakt toen de familie Brock Main Street verliet, vooral de slager die de pech had gehad pal naast hen te wonen. Het souterrain en de begane grond van het kasteeltje werden ingericht als rouwcentrum, en het gezin nam zijn intrek op de bovenverdieping.
Sara was samen met Dan Brock opgegroeid. Hij was een wat onhandige, serieuze knaap geweest, het soort jongen dat zich beter op zijn gemak voelde bij volwassenen dan bij leeftijdgenoten. Van heel nabij had ze het genadeloze geplaag meegemaakt dat Dan op de basisschool had moeten ondergaan. De pestkoppen hadden zich als piranha’s op hem gestort en pas op de middelbare school, toen Dan tijdens een groeistuip voorbij de een meter tachtig schoot, was er een eind aan gekomen. Als het langste meisje van de klas en vervolgens als de op een na langste leerling van de school was Sara altijd blij geweest wanneer Dan in de buurt was.
Toch zag ze in hem nog steeds de slungelige tienjarige jongen die de meisjes in de schoolbus in gegil deed uitbarsten omdat hij luizen van dode mensen zou hebben.
Een begrafenisstoet stond op het punt van vertrek toen Sara het parkeerterrein op reed. De dood was een goedlopend bedrijf, ook in tijden van zware crisis. Het oude victoriaanse gebouw was prima onderhouden. Het zat strak in de verf en had een nieuw pannendak. Sara keek naar de rouwenden die naar buiten kwamen en zich opmaakten voor de korte tocht naar de begraafplaats.
Daar stond een marmeren grafsteen met Jeffreys naam erop. Sara had zijn as meegenomen naar Atlanta, maar zijn moeder had in een vlaag van godsdienstfanatisme op een echte begrafenis aangedrongen. Tijdens de dienst was de kerk zo vol geweest dat de achterdeuren open waren gezet zodat de mensen buiten op de trap de dominee ook konden horen. Iedereen liep achter de lijkwagen aan in plaats van de auto te nemen.
De mensen die de nauwste band met Jeffrey hadden gehad, hadden elk iets in de kist gestopt wat herinnerde aan hun vriend, hun chef of hun mentor. Zijn jeugdvrienden kwamen met een footballprogramma van Auburn University, met Jeffrey op de cover. Eddie had er een hamer bij gedaan die Jeffrey had gebruikt toen ze samen in de achtertuin een schuur hadden gebouwd. Haar moeder had er de oude braadpan in gestopt waarmee ze Jeffrey had geleerd hoe je kip moest braden. Van Tessa was een ansichtkaart die hij haar uit Florida had gestuurd. Hij had haar altijd verschrikkelijk geplaagd. ‘Blij dat je niet hier bent!’ stond erop.