Waarom twijfelde Lena dan aan zichzelf?
Verdachten logen altijd. Ze weigerden schuld te bekennen aan alle vreselijke dingen die ze hadden uitgespookt. Haarklovers, dat waren het. Ze bekenden schuld aan verkrachting, maar niet aan moord. Ze gaven toe dat ze een klap hadden uitgedeeld, maar niet dat ze iemand in elkaar hadden geslagen; dat ze iemand hadden neergestoken, maar niet dat ze hem hadden vermoord. Was het zo simpel? Had Tommy gelogen toen hij zei dat hij Allison in de garage had vermoord, omdat zijn misdaad dan begrijpelijker zou zijn, iets wat hij in een opwelling had gedaan?
Lena duwde haar hoofd tegen de muur.
Ze moest telkens aan dat stomme profiel denken waarmee Will Trent op de proppen was gekomen. Kil. Berekenend. Weloverwogen. Zo was Tommy niet. Hij was niet slim genoeg om alle variabelen te overzien. Dan had hij vooruit moeten denken, de betonblokken en de ketting paraat moeten hebben en ze dus van tevoren naar het meer hebben moeten brengen. Zelfs als Tommy de blokken na de daad had opgehaald, had hij moeten bedenken dat er bloed zou vloeien en had hij erop gerekend dat de regen zijn sporen zou uitwissen.
Al dat bloed. De grond was ervan doordrenkt.
Lena hees zich op haar knieën en hield haar hoofd boven de toiletpot. Haar maag draaide zich om, maar er zat niets meer in. Ze ging op haar hurken zitten en keek naar het reservoir. Het koele witte porselein staarde terug. Dit was haar hok, van haar alleen. Dit toilet was het enige stukje terrein dat ze voor zichzelf had veroverd in deze uniseks kleedkamer. De pisbakken waren vlekkerig als oudevrouwentanden. De twee overige toiletten waren ranzig. Ze stonken naar ontlasting, ongeacht hoe vaak ze werden schoongemaakt. Deze ochtend bleef het daar niet bij. De hele tent stonk naar stront. Het droop van boven naar beneden.
Met het papieren handdoekje veegde Lena haar mond af. De schotwond in haar hand klopte. Waarschijnlijk was hij ontstoken. De huid op haar pols voelde warm aan. Ze kneep haar ogen dicht. Kon ze hier maar weg. Lag ze maar weer in bed met Jared. Kon ze maar terugkeren naar de vorige dag en Tommy Braham net zolang door elkaar schudden tot hij haar vertelde wat er echt was gebeurd. Wat deed hij in Allisons kamer? Waarom stond hij in haar spullen te rommelen? Waarom droeg hij die bivakmuts? Waarom rende hij weg? En waarom had hij zichzelf in godsnaam van het leven beroofd?
‘Lena?’ fluisterde Marla Simms met haar krakerige stem. ‘Heb je even?’
Lena duwde zich overeind. Ze besefte maar al te goed dat de enige plek in dit hele ellendige gebouw die ze de hare kon noemen het toilet was.
Marla had een opgevouwen stuk papier in haar handen. ‘Gaat het?’
‘Nee,’ zei Lena, want liegen had geen zin. Ze hoefde alleen maar in de spiegel te kijken om te zien hoe ze eraan toe was. Haar haar zat in de war. Haar gezicht was rood en vlekkerig. Ze was suf van slaapgebrek en stond zo strak van de zenuwen dat ze leek te vibreren, ook als ze zich niet verroerde.
‘Hier heeft agent Trent om gevraagd.’ Marla klemde het papier tussen haar vingers en schonk Lena een geladen blik, alsof ze twee spionnen waren die voor de deur van het Kremlin een koffer uitwisselden. ‘Het zat er gisteravond niet bij.’
Lena trok het velletje uit Marla’s onwillige handen. Ze herkende haar eigen handschrift. De gekopieerde pagina kwam uit haar notitieboekje. Het was de transcriptie die ze van de 911-oproep had gemaakt. Ze probeerde de tekst te lezen, maar er zat een waas voor haar ogen. ‘Ik dacht dat hij om de tape vroeg.’
‘Als hij nog meer wil, zal hij daarvoor naar Eaton moeten rijden.’ Ze zette haar handen op haar brede heupen. ‘En zeg maar tegen hem dat ik zijn privésecretaresse niet ben. Wie denkt hij wel dat hij is dat hij iedereen loopt te commanderen?’
De man die dit politiekorps zou opheffen als ze niet precies deden wat hij zei. ‘Heb je Frank vanochtend al gesproken?’