Bloed was echt anders dan water.
‘Wat is dat?’ vroeg Lena. Met haar handen in haar zakken boog ze zich over het water.
Will dacht aan de zaklamp in zijn jaszak. ‘Kijk eens.’ Hij scheen over een donkere vlek die tegen de stam was gespat. Hij herinnerde zich wat Sara over Allisons wond had gezegd, dat het bloed er met hoge snelheid uit was gespoten, als uit een tuinslang waarvan de kraan helemaal openstond. Twee à tweeënhalve liter bloed. Dat was nogal wat.
‘Ze heeft waarschijnlijk met haar gezicht op de grond gelegen, vlak bij het water,’ zei Will. ‘Het bloed is in een boog omhoog gespoten. U ziet dat de vlek hier, aan de voet van de boom, dikker is, want dat is dichter bij haar nek. Verder naar boven verspreidt het zich.’
‘Dat is niet...’ Lena zweeg. Nu zag ze het ook, naar haar geschokte blik te oordelen.
Will keek naar de lucht. Er vielen weer druppels. Veel respijt hadden ze niet gekregen. Dat maakte niet uit. Tenzij je de schors met een schrobber bewerkte, kreeg je de boom nooit helemaal schoon. Het hout had het teken des doods geabsorbeerd alsof het rook van een vuur was.
‘Denkt u nog steeds dat de moordenaar een negentienjarige jongen is die bij zijn vader woont?’ vroeg Will.
Een striemende wind kwam van het meer terwijl Lena naar de boom staarde. Haar ogen schoten vol tranen. Haar stem beefde. ‘Hij heeft bekend.’
Will herhaalde Tommy’s eigen woorden. ‘“Ik werd woedend. Ik had een mes bij me. Ik heb haar één keer in haar nek gestoken.” Hebt u bloed in de garage gevonden?’ vroeg hij.
‘Ja.’ Met de muis van haar hand veegde ze haar ogen af. ‘Hij was het aan het wegboenen toen we daar kwamen. Ik zag een emmer, en er lag...’ Haar stem stierf weg. ‘Er lag bloed op de vloer. Ik heb het zelf gezien.’
Will rolde zijn broekspijpen weer af. Zijn schoenen zakten weg in de modder aan de voet van de boom. Hij zag dat een nieuwe kleur zich met de grond had vermengd, een donkere roestkleur die tot in de ribbeltjes op de punt van zijn gymschoen doordrong.
Lena zag het ook. Ze liet zich op haar knieën vallen. Ze stak haar vingers diep in de grond en pakte een handvol aarde. De grond was doorweekt, maar niet alleen van de regen. Ze liet de aarde weer vallen. Haar hand was donkerrood, besmeurd met het bloed van Allison Spooner.
Tien
Lena depte haar nek met een vochtig papieren handdoekje. Ze zat met haar rug tegen het toilethokje in de kleedkamer. Een agent was binnengekomen toen zij stond te kokhalzen. Hij was zonder een woord weer vertrokken.
Ze had nooit een sterke maag gehad. Haar oom Hank zei altijd dat ze daardoor totaal ongeschikt was voor haar werk. Niet dat hij blij zou zijn geweest als hij wist dat hij gelijk had.
‘O jezus,’ fluisterde ze, en het had niet veel gescheeld of ze was voor het eerst in een eeuwigheid gaan bidden. Wat had dat stomme joch bezield? Wat had ze verder nog over het hoofd gezien?
Ze sloot haar ogen. Er klopte helemaal niks meer van. Alles wat de vorige ochtend nog zo goed in elkaar had gepast, wrong nu van alle kanten.
Hij had het gedaan. Lena wist gewoon dat Tommy Allison had gedood. Tenzij je schuldig was, legde je geen moordbekentenis af. En al zou hij niet hebben bekend, dan hadden ze Tommy nog geen kwartier nadat het meisje uit het meer was opgevist in Allisons kamer aangetroffen, waar hij haar spullen doorzocht. Met een bivakmuts op zijn hoofd. Toen ze hem naderden, sloeg hij op de vlucht. Hij stak Brad neer, ook al was het dan met een briefopener. Lena had met eigen ogen gezien dat hij Brad neerstak. Ze had naar Tommy’s bekentenis geluisterd. Ze had hem alles in zijn eigen stomme woorden zien opschrijven. En toen had hij zich van kant gemaakt. Door schuld overmand had hij zijn polsen doorgesneden omdat hij wist dat het fout was wat hij Allison had aangedaan.