Reading Online Novel

Verbroken(103)



                ‘Die inham een kleine kilometer verderop.’

                Ze wees naar een plek waar de oever terugweek en Will volgde haar vinger met zijn blik. De inham was kleiner dan hij had verwacht. Of misschien kwam het door de afstand. Overal langs de oever lagen grote rotsblokken. In zijn verbeelding brandden er kampvuren als het mooi weer was. Het leek de ideale plek om met je gezin naartoe te varen voor een uitgebreide picknick.

                ‘Blijven we hier staan of zo?’ Lena had haar handen diep in haar zakken gestoken en hield haar hoofd gebogen tegen de wind. Ook zonder zesde zintuig voelde Will dat ze helemaal geen zin had om door de stromende regen te sjouwen. Het was zo koud aan de waterkant dat het hem moeite kostte om niet te klappertanden.

                ‘Waar lopen de wegen ook alweer?’ vroeg hij.

                Naar haar gezicht te oordelen wilde ze zijn spelletje niet veel langer meespelen. ‘Daar.’ Ze wees in de verte. ‘Dat is de brandweg. Die wordt al jaren niet meer gebruikt. Nadat het lijk uit het meer was gehaald hebben we hem gecontroleerd. Er is daar niks te vinden.’

                ‘Dat is de enige weg tussen hier en Lover’s Point?’

                ‘Dat heb ik u op het bureau op de kaart laten zien.’

                 Will had nooit goed kaart kunnen lezen. ‘Die plek daar.’ Hij wees verderop, naar een punt iets voorbij de inham. ‘Dat is toch de tweede weg, die meestal gebruikt wordt om bij de inham te komen?’

                ‘Daar was niks, zoals ik al zei. Die hebben we ook gecontroleerd. We zijn niet achterlijk. We hebben naar auto’s gezocht. Naar bandensporen, voetafdrukken. We hebben beide wegen gecontroleerd en nergens hebben we sporen gevonden.’

                Will probeerde zich te oriënteren. Hij had wel wat licht kunnen gebruiken, maar de zon liet het afweten. De hemel was zo donker dat het evengoed avond had kunnen zijn in plaats van midden op de ochtend. ‘Waar is de woonwijk?’

                Ze wees naar de overkant van het meer. ‘Daar woont Sara. Haar ouders, bedoel ik. En dat gebied daar’ – ze wees een eind verder – ‘dit hele stuk oever, ook waar we nu staan, is van de staatsboswachterij.’

                ‘Wordt hier veel gevaren?’

                ‘Bij de campus is een aanlegplaats voor de roeiteams. Veel mensen die hier wonen gaan ’s zomers het meer op. Niemand haalt het in zijn hoofd om hier met deze regen naartoe te komen.’

                ‘Behalve wij.’ Will probeerde zo opgewekt mogelijk te klinken. ‘Kom, we gaan verder.’

                Ze sjokte voor hem uit. Will zag dat haar gymschoenen drijfnat waren. De hardloopschoenen die hij uit de kofferbak van zijn auto had gehaald, waren er niet veel beter aan toe. Allisons schoenen, althans de exemplaren die in de buurt van haar lichaam waren gevonden, waren vuil, maar ze zaten niet volledig onder de modder. Als ze langs de oever had gelopen was het terrein daar een stuk harder dan de typische rode klei van Georgia waarop zijn voeten nu weg glibberden.

                De vorige avond had Will op de computer het weerrapport van die week bestudeerd. Op de ochtend dat Allison was gevonden was het kouder geweest, maar de avond ervoor had het al even hard geregend als nu. Prima weer om iemand te doden. Alle sporen op de oever zouden zijn uitgewist. Door het koude water was het praktisch onmogelijk om het precieze tijdstip van overlijden vast te stellen. Zonder die 911-oproep zou niemand hebben geweten dat er een lijk op de bodem van het meer lag.

                Lena gleed uit in de modder. Will stak zijn hand uit en ving haar op voor ze in het water viel. Ze was zo licht dat hij haar bijna met één hand kon optillen.