Terwijl ze over de vlonders liepen die naar het strand voerden, zag ze dat het resort duidelijk veel geld had gespendeerd aan de aanleg van de tuinen. Overal stonden bloemen, bloeiende struiken en kokospalmen. De vlonders werden geflankeerd door gaslampen, maar echt nodig was dat deze avond niet, want er stond een volle maan die hun pad verlichtte.
Reed hield haar hand vast, en ze bedacht dat het heel lang geleden was dat een man haar hand op die manier had vastgehouden. In feite kon ze zich niet eens herinneren of Sam dat ooit had gedaan. Waarom ben ik ooit verliefd op hem geworden, vroeg ze zich voor de duizendste keer af. Hij was zelfs niet eens echt aardig.
Reed, daarentegen, was de aardigste man die ze ooit had ontmoet.
Terwijl ze van de eerste vlonder op het zand stapten, trok Felicity haar schoenen uit. Reed volgde haar voorbeeld en rolde zijn broekspijpen op. Daarna liepen ze hand in hand het strand op.
Het was een prachtige nacht. De volle maan, de rustige branding, het koele zand onder hun voeten, het geroezemoes van stemmen dat zich vermengde met de muziek van de band, het geruis van palmboombladeren… Op een avond zoals deze leken al haar problemen mijlenver weg.
‘Wat is het hier heerlijk,’ zei ze, hoewel ze het betreurde dat ze geen omslagdoek had meegenomen om haar schouders te bedekken, want de bries was toch wat fris geworden.
‘Ja,’ zei Reed. ‘Het is prachtig.’
Iets in zijn stem deed haar opkijken. Ze zag dat hij naar haar keek. Warmte verspreidde zich door haar lichaam, en opeens was de kou verdwenen.
Het leek wel alsof hij haar gedachten had gelezen, want hij liet haar hand los en sloeg zijn arm om haar schouders.
Ze vertraagden hun pas en bleven ten slotte staan. Hij liet zijn schoenen in het zand vallen en sloeg beide armen om haar heen.
Lange tijd staarden ze in elkaars ogen. De stilte werd slechts verbroken door de geluiden van de natuur om hen heen. Felicity’s hart bonsde in haar keel, terwijl ze wachtte. Toen hij haar lippen eindelijk opeiste, slaakte ze een zucht. Haar schoenen glipten uit haar krachtenloze vingers, en ze liet haar armen om zijn middel glijden.
Toen ze haar mond onder de zijne opende en hun tongen elkaar ontmoetten, verdwenen alle gedachten uit haar hoofd. Er was slechts één sensatie over: alleen Reed. Zijn aanraking, zijn warmte, zijn geur, zijn kracht en het verlangen dat tussen hen leek te zinderen; een verlangen dat met de seconde groter en dringender werd.
Hoelang ze daar stonden, wist Felicity niet en het kon haar ook niet schelen. Het enige wat telde, was de passie die hen verteerde.
Ze wilde deze man. Het was lang geleden dat ze zo hevig naar iemand had verlangd. En hij verlangde naar haar. Waarom had ze in vredesnaam gedacht dat ze moest wachten?
‘Joehoe!’
Bij het horen van de schaterlach vlogen Felicity en Reed uit elkaar en pas toen zagen ze een stel opgeschoten jongens naderen. Blozend van schaamte bukte ze zich om haar schoenen op te rapen, en hoopte dat de jongens snel zouden doorlopen.
Dat gebeurde echter niet… Een van hen, een lange blonde knul, grijnsde breed en zei: ‘Hé man, ik zou haar ook kussen als ik jou was. Ze is een stuk!’
‘Ja, dat is ze zeker! Wil je haar met ons delen?’ riep een van de anderen.
‘Maar ik zou meer willen dan een kus,’ zei een ander. Hij stompte de andere jongens die terugstompten.
O, jeetje… Waren ze dronken? Felicity was tot nu toe nog niet bang geweest, maar nu begon ze dat wel degelijk te worden. Reed en zij waren te ver bij het hotel vandaan gedwaald, realiseerde ze zich plotseling. Er zou van alles kunnen gebeuren.
Reed legde echter zijn arm om haar middel en drukte haar even geruststellend tegen zich aan. ‘Mooie avond, hè, jongens?’ merkte hij rustig op.
Het leek eeuwen te duren eer de jongens reageerden, maar in werkelijk duurde het slechts een paar seconden voordat de blonde, die kennelijk de aanvoerder van het stel was, zei: ‘Ja, een mooie avond. Geniet ervan!’ Na nog even gezwaaid te hebben, liep hij bij het hotel vandaan, gevolgd door de anderen.
Het duurde even voordat Felicity’s hartslag weer gekalmeerd was. Misschien was er helemaal geen reden geweest om bang te zijn. Misschien waren de jongens volslagen ongevaarlijk geweest. Toch had ze het gevoel dat als Reed niet zo rustig en sterk was geweest – wat de jongens ongetwijfeld hadden gemerkt – dit voorval wel eens heel anders had kunnen aflopen.
‘Zullen we teruggaan?’ vroeg Reed.
Ze knikte.
Hij bukte zich om zijn schoenen op te rapen, sloeg zijn arm weer stevig om haar schouders en leidde haar terug naar het hotel. ‘Je was toch niet bang, hè?’ vroeg hij.
‘Eventjes wel,’ bekende ze.
Zijn hand verstrakte om haar schouder.
‘Maar toen besefte ik dat ik veilig was omdat jij bij me was.’