Het had maar een paar minuten langer hoeven te duren, of Holly had nog twee slachtoffers aan haar lijst kunnen toevoegen. Daar wilde Caleb echter liever niet te lang bij stilstaan. Alles zou goed komen. Het was voorbij. Holly zat achter de tralies.
Ook al kreeg ze vanwege ontoerekeningsvatbaarheid niet de doodstraf, ze zou nooit meer een voet buiten de gevangenis zetten. Ze had negen vrouwen vermoord voordat hij haar had ontmoet, en nog twee na hun eerste scheiding. Sinds zijn verhuizing waren de vrouw in Spokane en Susan nog aan haar ten prooi gevallen.
Hij vond het afschuwelijk voor haar ouders. Na alles wat ze hadden gedaan om haar groot te brengen en voor haar te zorgen... En voor haar slachtoffers en hun families vond hij het nog veel erger.
'Hoelang moet ik hier blijven?' vroeg Madison. Ze keek de kamer rond.
'Niet lang,' zei Caleb geruststellend. 'Holly heeft een soort verkrachtingsdrug in je thee gedaan. De arts wil er eerst van overtuigd zijn dat je er niets aan overhoudt. Daarna word je ontslagen.'
Haar oogwimpers fladderden slaperig naar haar wangen. 'Weet je zeker dat het goed gaat met Brianna?'
'Nou en of. Voordat je in slaap valt, wil ik je nog iets zeggen.'
Ze vocht tegen de vermoeidheid. 'Wat dan?'
'Je had gelijk, Maddy. Je vader heeft niemand vermoord.'
Madison glimlachte flauw. 'Ik ben zo moe.'
'Ga maar lekker slapen.'
'Ben je er nog wanneer ik wakker word?' Met duidelijke inspanning sloeg ze haar oogleden weer op om hem aan te kijken.
'Ja.' Hij keek naar Johnny. 'Tye en je moeder zijn ook onderweg. Je familie zit hier straks op je te wachten.'
'Mijn familie,' zei ze. Dat vage glimlachje kwam terug toen ze in slaap viel.
De volgende keer dat Madison wakker was, hielp een verpleegster haar met aankleden, waarna Caleb haar naar huis bracht. Er waren zo veel vragen die ze wilde stellen over wat er gebeurd was, zo veel details die ze niet begreep.
Ze had het gevoel in een zeepbel te zweven of onder water te zwemmen, zonder contact met haar normale omgeving en de mensen om haar heen. Ze wist dat Brianna in veiligheid was, dat Johnny terug was en Caleb bij haar was. Al het andere kon wachten.
Toen ze bij haar huis aan kwamen, stond Caleb erop haar naar binnen te dragen. Tegen zijn borst geleund legde ze haar gezicht tegen zijn hals, getroost door zijn geur en het gemak waarmee hij haar droeg. Toen hij haar in bed stopte, wist ze dat alles goed zou komen. Beter dan eerst. Een gevoel van hoop en opwinding liet haar weten dat ze iets bijzonders had om zich op te verheugen. Ze kon zich niet herinneren waarom - tot ze begon te dromen.
Ze was vijf jaar, en haar vader duwde haar op de schommel in de achtertuin. Ze was tien jaar en vond een chocoladereep die haar vader als verrassing in haar la had gestopt. Ze was zestien en ontdekte dat haar vader de benzinetank van haar auto had bijgevuld, ook al had haar moeder gezworen dat ze altijd zelf haar benzine moest betalen.
Eenvoudige dingen. Ellis Purcell was een eenvoudig man geweest. Hij had nooit een bedankje verlangd, nooit veel aandacht gevraagd. Niet in haar leven, en niet in haar dromen. Hij was er gewoon geweest. En hij was de man geweest zoals ze hem had gekend. Geen perfecte man, maar wel een onschuldige man, en een vader die van haar had gehouden.
Toen veranderde haar droom. Haar vader kwam over het gras naar haar toe, en ze ging hem tegemoet. Hij zag er net zo uit als vlak voor zijn dood, met zijn stevige bouw, peper-en-zoutkleurige gemillimeterde haar, kalme, bruine ogen. Hij gebaarde niet, zei niets. Maar ze voelde een brok in haar keel toen ze hem bereikte en haar armen om zijn nek sloeg. 'Ik hou van je, papa,' zei ze zacht. Ze werd wakker, en het bleek dat ze huilde.
'Tamara wil je ook graag spreken,' zei Justine. 'Tamara, neem je het andere toestel?'
Caleb gooide de theedoek waarmee hij de borden afdroogde, de keuken door, op Madisons aanrecht. Hij sloeg zijn ogen ten hemel, niet blij met het vooruitzicht alles wat hij net aan zijn moeder had verteld, nog eens te moeten herhalen. Maar zijn familie was natuurlijk geschokt vanwege Holly. Dat was hij zelf ook. Af en toe kon hij nog niet geloven dat de vrouw met wie hij zeven jaar min of meer had samengewoond, had geprobeerd Madison en Brianna te vermoorden, Susan had omgebracht en het leven van minstens twaalf andere vrouwen had genomen.
'Mijn hemel, Caleb. Het is allemaal zo onwerkelijk,' zei Tamara. 'Die arme Susan.'
Caleb dacht aan Susan in het lijkenhuis. Op de dag dat hij en Holly haar lichaam hadden geïdentificeerd, was hij volmaakt overtuigd geweest van Holly's verdriet. Haar droefenis was haast tastbaar geweest, heel echt. Klaarblijkelijk had ze niet getreurd om de reden die hij had aangenomen.
'Ik had het moeten weten,' zei hij. Eindelijk sprak hij zijn gedachten hardop uit.
'Caleb, je kunt er niets aan doen,' zei Tamara. 'Hoe had je dat moeten weten? Je hebt er toch nooit iets van gemerkt?'