Hij was minstens een halfuur van Madisons huis vandaan, en Gibbons was zelfs nog verder weg. Gibbons had net contact opgenomen met het hoofdbureau, en er was al een politiewagen onderweg. Uit angst dat ze al te laat waren, kon Caleb bijna geen adem halen.
Volgens Holly zou die vrouw - Margie - niets zeggen behalve als Caleb erbij was.
Ze had hem opzettelijk weggelokt.
Ze had hem gevraagd of het om Madison ging. Of hij verliefd op haar was geworden.
Madison... Madison... Madison... Met rode inkt op al die briefjes.
Holly was waanzinnig, geobsedeerd.
Hij scheurde de bocht om. Bij het naderen van een rood stoplicht keek hij naar links en naar rechts waarna hij doorreed. 'Ik ben onderweg, Madison. Ik kom eraan,' mompelde hij. Hij kon er niets aan doen dat hij voor zich de beelden zag - beelden van hoe hij Madison zou aantreffen in dezelfde situatie als Susan.
Holly had foto's van de plaatsen delict gezien. Ze had zich over elk stukje bewijsmateriaal gebogen, tegelijk met hem. Ze zou de Sandpoint Strangler maar al te gemakkelijk hebben kunnen kopiëren, maar nu hij wist wat ze Susan had aangedaan, werd hij bestormd door stukjes en beetjes herinneringen. Het maakte hem steeds misselijker. Hij kreeg het vreselijke gevoel dat Holly hem en alle anderen tijdenlang had voorgelogen en gemanipuleerd. Daarbij had het feit dat ze een vrouw was, eerder sympathie opgewekt dan argwaan.
Dat er sprake was van een blauwe Ford truck met een witte opbouw op de laadbak...
Dat had Holly op de eerste dag gezegd, de dag waarop Caleb haar voor het eerst had ontmoet. Nu vroeg hij zich af of ze toen ook al had gelogen.
Alle kranten hadden melding gemaakt van de Ford. Sluw als ze was, had ze Purcell best op kunnen sporen zodat ze een deel van zijn nummerplaat zou kunnen noemen. Zij was er de voornaamste oorzaak van geweest dat het onderzoek zich op Purcell had gericht.
Gibbons had nog gezegd dat hij vermoedde dat de moordenaar dichtbij was. Dicht bij het onderzoek. Dicht bij hen.
Holly was maar al te dichtbij. Dat klopte. Ze zat aan Caleb vastgekleefd sinds hij voor het onderzoek naar de moord op Anna Tyler bij haar had aangeklopt. Anna, het negende slachtoffer, had pal naast haar gewoond. Over gelegenheid gesproken...
Ze had ook nog gezegd dat ze zich in hem vergist had. Dat hij de moordenaar niet te pakken zou krijgen. Omdat die veel te slim was...
Een dergelijk kalm, berekenend zelfvertrouwen kwam niet voort uit een enkele moord door een geflipt persoon. Caleb dacht aan Holly's toneelspel, aan haar organisatietalent. Niemand veranderde binnen een paar dagen tijd in een koelbloedige, wrede moordenares. Ze had het nooit kunnen doen als ze ook maar een flintertje spijt had gevoeld. Ze had hem valse informatie verschaft, met zijn emoties gespeeld en van hem gebruikgemaakt om het onderzoek voortdurend een stap voor te blijven.
En hij had overal gezocht - alleen niet recht voor zijn neus.
'O, God,' bracht hij uit. Machteloos sloeg hij op het stuur.
Eindelijk had ze een fout gemaakt. Als ze dat haltertopje niet had gehouden...
Hij had haar nog wel gevraagd of ze zoiets in Susans flatje had gezien, en ze had geantwoord dat ze nog nooit van haar leven zo'n haltertopje had gezien. Dat zou ze zich dan wel kunnen herinneren...
Weer pakte hij zijn mobieltje om te proberen Madison te bereiken. 'Neem op,' smeekte hij. 'Toe, neem nou op.'
Maar hij belde en belde en belde...
23
'Hoe vaak ben je eigenlijk met Caleb naar bed geweest?' vroeg Holly.
Verbaasd om deze vraag, die na een nietszeggend gesprek van een kwartiertje als uit de lucht kwam vallen, zette Madison onhandig rammelend haar kopje op het schoteltje. Ze knipperde een paar keer met haar ogen omdat ze Holly niet meer zo duidelijk kon zien en schudde haar hoofd. 'Ik... Daar geef ik geen antwoord op,' antwoordde ze, maar haar spraak scheen een hopeloos gebrabbel. Ze wilde Holly zeggen dat ze weg moest gaan, maar de juiste woorden wilden niet komen. Waarschijnlijk doordat de kamer rondtolde en haar hersenen door elkaar werden geschud.
'Ben je met hem naar bed geweest?' vroeg Holly volhardend. 'Heeft hij jou vol extase doen huiveren, net als mij?'
Madison trok een gezicht. Het beeld van Caleb met Holly, vooral in de tegenwoordige tijd, maakte haar onpasselijk.
'Wat is er? Vind je het niet prettig om eraan te denken wat ik binnenkort met Caleb ga doen, als ik hem troost omdat jij dood bent?' vroeg Holly.
Omdat zij dood was? Wat was dat voor macabere grap? Madison meende te zien dat Holly vaag glimlachte. Maar Holly's ogen leken vreemd uitdrukkingsloos. Het waren niet de spiegels van haar ziel. Ze leken meer op spiegels waarin Madison haar evenbeeld naar haar terug kon zien staren.
Wat Holly zei, sloeg nergens op. Dat gold voor alles. Madison kon Holly's woorden in de lucht zien, zwevend in de ruimte, waardoor het leek alsof ze ze in haar handen kon vangen.
Met veel moeite bracht ze al haar mentale energie bijeen om zich op Holly's vraag te concentreren. Het leek belangrijk dat ze antwoord gaf. 'Waarom wil je me van streek brengen?' vroeg ze. Ze wilde nog een slokje thee drinken, maar het kopje bleek te zwaar om op te tillen.