Medelijden verzachtte Madisons trekken. 'Ik begrijp wel hoe je je voelt. Iedereen die een scheiding meemaakt, krijgt last van die onzekerheid. Je komt er wel overheen.'
'Dat kan ik me niet voorstellen,' zei Holly. Snikkend sloeg ze haar handen voor haar gezicht.
Madison deed de deur verder open. 'Daar is wel meer tijd voor nodig, Holly.'
'Je zult wel gelijk hebben,' bracht de andere vrouw op zielige toon uit. 'Ik voel me alleen zo eenzaam.'
'Je hoeft niet eenzaam te zijn. Kom anders maar even binnen, dan zet ik een pot thee voor ons.'
'Ik wil niet dat je kleine meid wakker wordt,' snikte Holly. Ze deed haar handen naar beneden. 'Of iemand anders die misschien bij je logeert.'
'Er is verder niemand, en Brianna blijft wel doorslapen.'
Haar ogen wissend, volgde Holly Madison naar binnen. Het rook er naar zelfgebakken koekjes. Madison was wel akelig huiselijk, met haar lieve, mooie dochtertje, haar natuurlijke schoonheid en haar charmante huis.
'Misschien is Caleb thuis tegen de tijd dat je de thee op hebt. Dan kun je je tas meteen meenemen,' zei Madison, haar rug naar Holly toe.
Holly voelde in haar zak of de pillen er nog in zaten. Daar had ze alleen wat aan als Madison ook iets dronk. Met Susan had ze echter bewezen dat ze ook wel zonder die pillen kon. De schrik zou wel volstaan.
'Misschien wel,' zei Holly. Ze wist echter dat ze allang vertrokken zou zijn tegen de tijd dat Caleb thuiskwam. Natuurlijk zou ze wel een verrassing voor hem achterlaten. En niemand zou haar verdenken.
Niemand verdacht ooit een vrouw.
Gefrustreerd toetste Caleb weer Holly's nummer in op zijn mobieltje. Hij had al tweemaal geprobeerd haar te bereiken sinds hij Whidbey Island had verlaten, en beide keren had hij haar antwoordapparaat te horen gekregen.
Waar zat ze? Ze was wakker geweest toen ze inspecteur Gibbons belde. Dat was nauwelijks een halfuurtje geleden. Misschien was ze weer naar bed gegaan, maar ze sliep altijd licht. Dat wist hij nog uit de tijd van hun huwelijk. Het was vaak genoeg voorgevallen dat hij 's nachts wakker werd en haar liggend naar het plafond had zien staren. Ook was vaak gebleken dat ze het huis uit gegaan was, naar een nachtwinkel of zomaar een eindje rijden.
Hij wierp een blik op haar tas op de stoel naast hem. Die had hij de volgende ochtend willen brengen, maar nu bedacht hij zich. Haar huis bevond zich op de route naar Margie Whites huis, waar hij met inspecteur Gibbons had afgesproken.
Dit was het beste moment om de tas bij haar af te leveren, nu het al laat was en hij haast had. Er zou geen tijd zijn om te praten, en ze zou geen reden meer hebben om de volgende dag contact met hem op te nemen. Vooral niet als het de politie lukte om te bewijzen dat Tye inderdaad Susan had vermoord. In dat geval hoefde Caleb niet meer te blijven om zijn plichten hier te vervullen. Dan kon hij zijn relaties van vroeger achter zich laten en was zijn verblijf in Seattle voorbij.
Hij kon zich moeiteloos de geur van het knapperige zuurdesembrood van San Francisco voor de geest halen en de krabben en andere zeevruchten op de kade, kon de wind vanuit de baai voelen waaien. Misschien gaf het ook een wat eenzaam gevoel, als hij zichzelf in zijn nieuwe huis zag zitten, maar hij weigerde dat te erkennen. Hij moest gewoon weer aan het werk.
Hij ging langzamer rijden voor de volgende afslag, verliet de Interstate 99 bij Mill Creek en reed naar Alderwood Manor, waar hij vroeger met Holly had gewoond. Hun huis, dat hij haar bij hun echtscheiding had gegeven, stelde niet zo veel voor in vergelijking met de grote landgoederen op Mercer Island. Toen ze er waren komen wonen, was het echter nieuw geweest en heel gerieflijk voor starters. Ze waren jong en vol goede moed toen ze er samen gingen wonen.
Hij keek naar de rustige straten waar hij zo vaak langs was gekomen. Ditmaal voelde hij zich een vreemdeling. Grappig hoe anders alles kon worden.
Zijn mobieltje ging over. Hij wierp een blik op de nummermelder. Toen hij zag dat het Gibbons was, nam hij op.
'Waar hang jij uit, voor de duivel?' vroeg de inspecteur.
Snel hield Caleb de telefoon een eind van zijn oor af, voordat zijn trommelvlies onherstelbaar beschadigd zou worden. Kon die Gibbons dan nooit iets zeggen zonder te schreeuwen? 'Ik moet even iets bij Holly afgooien. Ik kom er zo aan.'
'Ik wacht tien minuten, maar dan ga ik naar binnen, met of zonder jou. Ik zou vannacht ook nog graag wat willen slapen.'
'Oké,' zei Caleb, waarna hij het toestel uitschakelde. Toen hij bij het bescheiden pleisterwerkhuis van twee verdiepingen kwam dat hij met Holly had gedeeld, bleek het in duisternis gehuld. Klaarblijkelijk was Holly naar bed gegaan.
Hij stak het mobieltje in zijn zak, pakte haar tas en ging naar de deur. De motor van de auto liet hij draaien.
Susans honden blaften terwijl hij ongeduldig wachtte tot Holly op zijn aanbellen opendeed, maar de seconden werden minuten, en nog steeds stond hij voor de dichte deur.