Home>>read Troost en Geluk free online

Troost en Geluk(96)

By:Catherine Cookson


Er viel weer een stilte, die werd verbroken door het geritsel van het bruine papier toen hij het pakje op zijn knie rondschoof. 'En dan kom je daarna niet meer terug?' vroeg hij. Hij hield zijn hoofd gebogen, maar sloeg zijn ogen op en ze ontmoette zijn blik. 'Ik... ik weet het niet,' zei ze.

'Je weet het best,' zei hij zacht. 'Als je weggaat, is het voorgoed. Je gaat dit verkopen.'

'Misschien.'

Hij haalde zijn schouders op. 'Je hoeft je geen zorgen te maken over de verkoop. Iemand zal het kopen als weekendhuis.'

'Ja. Ja, dat denk ik ook.'

Er viel opnieuw een stilte, die zij verbrak: 'Het zou anders zijn als Peter er altijd was. Maar... nu is het nogal eenzaam.'

' Je... hebt het nog niet echt geprobeerd.'

'Vind je dat?'

'Ja.' Hij verschoof weer het pakje op zijn knie. 'Wat ga je na je scheiding doen?'

Ze zette haar benen naast elkaar, boog voorover en pakte de pook om een brandend houtblok recht te leggen.

'Ik weet het nog niet. Ik... heb nog niet zo ver vooruitgedacht. Misschien koop ik iets dichter bij Peter, zodat hij gemakkelijker kan langskomen.'

'Peter gaat misschien trouwen. Heb je daar al aan gedacht?'

'O, ja, daar heb ik aan gedacht. Hoewel hij nog erg jong is, pas negentien.'

'Tegenwoordig zijn sommige jongens op die leeftijd al vader.'

'Ja, dat is zo.'

'Hij is erg dol op onze Kathy.'

'Ja, dat weet ik... en ik vind het fijn. Maar ze zijn allebei nog zo jong.'

'Je zult ze toch niet tegenwerken, hè?'

'O, nee. Natuurlijk niet. Waarom vraag je dat?'

'Ik vroeg het me gewoon af.'

'Waarom? Waarom zou je je zoiets afvragen? Ik wil dat mijn zoon gelukkig wordt.' Ze klonk een tikje kortaf.

'Maar je gaat wel dicht bij hem wonen om hem in de gaten te kunnen houden.'

'Dat bedoelde ik niet, het was gewoon omdat...'

'Ja, ik weet het wel. Ik weet het. Omdat je eenzaam bent. Je zult nog veel eenzamer zijn als je hier weggaat, Peter of geen Peter. Dat weet je toch?'

'Nee, dat weet ik niet,' zei ze bitter. 'Ik kan me niet eenzamer voelen dan in de afgelopen weken.' 'Ik zou denken dat je blij was omdat je lekker alleen was.'

'Dat ben ik niet.'

'Zou je liever nog aan hem vastzitten?'

'O, nee. Lieve help, nee!' Ze schudde haar hoofd en verschoof op de bank. 'Dat bedoelde ik helemaal niet.'

'Misschien voel je je anders als de scheiding er eenmaal door is.'

'Misschien.'

Hij leunde voorover en klemde het pakje op zijn schoot. 'Ik zou nooit van een vrouw scheiden.'

Ze staarde hem aan.

'Wat ze ook zou doen, ik zou nooit van haar scheiden. Als ik met haar trouw, is het voor altijd.'

'Zelfs... als je leven een hel was?'

'Met haar trouwen betekent al dat mijn leven zonder haar een veel grotere hel is dan alles wat er kan gebeuren mét haar.'

'Je spreekt voor jezelf. Dat geldt niet voor iedereen.'

'Nee, dat is zo. Maar als mensen de tijd namen om elkaar eerst beter te leren kennen, dan zouden ze beter kunnen beoordelen of ze zich al dan niet willen binden. En als ze dat doen, begrijp ik niet wat ze nog kunnen ontdekken aan de ander waardoor ze willen scheiden.'

'Je hanteert wel een erg simpele logica,' zei ze, nog steeds wat kortaf.

'Hij voldoet,' antwoordde hij.

'Nogmaals, voor bepaalde mensen. Je kent iemand nooit helemaal voordat je hem dag in, dag uit meemaakt. En dan nog kun je voor verrassingen komen te staan.'

Hij keek haar aan, totdat ze haar blik afwendde. 'Misschien heb je wel gelijk.' Hij sprak hees en nauwelijks verstaanbaar. 'Wat weet ik er eigenlijk van? Het is wat mij betreft allemaal maar koffiedik kijken... Ik zou dit of dat niet doen. Zoals zo veel andere mannen weet ik niet wat ik zal doen voordat ik in de situatie ben. En is dat wat je me probeert te vertellen?'

Ze antwoordde niet, maar bleef in de vlammen staren. Ze keek hem pas weer aan toen hij vroeg: 'Wil je niet graag weten wat er in dit pakje zit?' Hij klopte op het bruine pakpapier.

'Nee, natuurlijk niet.'

'Nee, natuurlijk niet.' Hij zei het zacht maar spottend.

'Het... het gaat mij niet aan.'

'Verdorie!' Hij draaide zijn hoofd met een ruk naar haar toe en zei luid en geërgerd: 'Zeg niet altijd "het gaat mij niet aan". Dat is zo'n... zo'n beschaafde manier om jezelf overal van af te sluiten, om iedereen af te stoten.'

Toen ze opstond, volgde hij haar voorbeeld en zei berouwvol: 'Het spijt me. Het spijt me erg.'

'Over... over afsluiten gesproken...' Haar lippen trilden enigszins, maar ze keek hem strak aan en zei kortweg: 'Ik heb je al bijna zes weken niet gezien.'

Hij draaide zich langzaam om, legde het pakje op de stoel, liep naar de schouw en nam zijn gewone houding aan; een voet op de haardrand, elleboog op de ruwe steen van de vooruitstekende rand, zijn hand onder zijn hoofd en zei: 'Ik weet het. Ik weet het. Ik kon mezelf er niet toe brengen om de heuvel op te komen. Ik was zo verbitterd. Dat de anderen geloofden dat ik hem had vermoord, daar kon ik nog mee leven, maar dat jij het hebt geloofd verdroeg ik niet. Weet je, jou had ik alles uitgelegd, tegen jou heb ik dingen gezegd die niemand ooit van me te horen heeft gekregen, zelfs Flo... mijn moeder niet. Zij wisten wat er was gebeurd, omdat ze het op het proces hadden gehoord. Met hen kon ik er verder niet meer over praten, maar dat deed ik wel met jou. Daarom trof het me veel erger toen ik jouw reactie zag, toen ik merkte dat jij doodsbang voor me was.'