Home>>read Troost en Geluk free online

Troost en Geluk(90)

By:Catherine Cookson


'Goedenavond, meneer O'Connor, en bedankt voor wat u allemaal hebt gedaan.'

'Het stelt niets voor. Het stelt niets voor.' Hij glimlachte naar haar en vertrok, waarbij hij bleef mompelen: 'Stelt niets voor, 't stelt niets voor, als die vent maar onbeschadigd en ongeschonden wordt gevonden.'

Toen hij het erf overstak verscheen Vincent in de deuropening van de werkplaats. Het leek alsof hij zijn vader had staan opwachten en hij riep luid: 'En ze hebben het lijk ook niet in de houtloods gevonden.'

Sean bleef staan en liep toen langzaam naar zijn zoon toe. 'Vin, Vin, kwel jezelf toch niet zo.'

Ze stonden elkaar even op te nemen en toen zei Vin: 'Wie heeft ze dan naar beneden gestuurd?'

'In godsnaam, kerel! Ze zoeken overal. Het was waarschijnlijk gewoon een ideetje van de brigadier.'

'Gewoon een ideetje? Ben je vergeten dat Dickenson de man was die me ooit heeft opgepakt? Je weet toch dat er in deze vallei geen kalf geboren kan worden en geen vrouw zwanger kan raken zonder dat het een paar uur later in elk huis en in elke boerderij over de tong gaat? Tom Collins heeft me een keer met haar over de heuvels zien wandelen. Iedereen weet dat haar man hier maar zelden kwam. Ze zullen algauw een en een bij elkaar opgeteld hebben. Ik hoor het ze nu al zeggen: "Hij heeft een keer gemoord vanwege een vrouw, dus waarom zou hij het geen tweede keer doen?'"

'Toe, Vin. Kom hier, jongen.' Sean was slechts half zo groot als zijn zoon, maar trok hem aan zijn arm mee de werkplaats in. Hij deed de deur dicht, bleef ertegen aanleunen en zei: 'Als ik het uit jouw eigen mond hoor, zal ik elk woord van je geloven. Wat deed je precies nadat ik je die avond naar buiten heb geduwd?'

Vincents kaakspieren stonden gespannen, zijn jukbeenderen staken uit de strakke huid. Hij keek zijn vader een paar seconden zwijgend recht in de ogen en begon afgemeten te vertellen: 'Ik liep duizelig het terras af. Ik stapte naar beneden en begon de heuvel af te lopen. Toen vroeg ik me ineens af waarom ik eigenlijk naar beneden zou gaan omdat jij het zei. Dus maakte ik rechtsomkeert. Maar ik ging niet het terras op, om niet gezien te worden en bleef achter het talud. Ik had een ongenadige pijn in mijn schouder en mijn hoofd begon weer te tollen. Ik ging daarom op een steen zitten en legde mijn hoofd op mijn armen. Toen ik de deur open hoorde gaan en hem zag vertrekken, was ik te duizelig om achter hem aan te gaan en dat was maar goed ook. Ik bleef ook tegen mezelf herhalen: laat hem toch gaan, laat hem gaan. Toch stond ik ineens overeind en liep over het terras achter hem aan. Toen ik om het huis liep zag ik hem beneden met een lantaarn knoeien. De koplampen gingen aan en ik wist wel dat hij al zou zijn weggereden tegen de tijd dat ik onder aan de heuvel kwam. Ik wilde ook helemaal niet naar beneden, ik wilde hem helemaal niet meer zien. De lichten verdwenen en ik dacht dat hij achteruit rijdend de bocht had genomen, hoewel ik me niet herinnerde dat ik de koplampen had zien bewegen. Ik was te duizelig. Op een zeker moment meende ik jou te horen schreeuwen. Ik ben teruggegaan naar het terras en ging naar binnen en zodra Constance me zag begon ze te huilen... te schreeuwen eigenlijk. Dat is alles... En jij gelooft daar geen woord van?'

'Jawel, ik geloof je, Vin. Ik sta me alleen maar af te vragen waar hij in godsnaam gebleven kan zijn. Hij moet de koplampen eerst hebben aangezet, en toen weer uitgezet omdat hij de auto niet aan de praat kreeg. Weet je nog hoe lang die lichten ongeveer hebben gebrand?'

'Ik heb geen flauw idee, alles is wazig.'

'Heb je kunnen horen dat hij de wagen startte?'

'Ik meen van wel, maar ik weet het niet zeker. De wind loeide vreselijk.'

'Hij kan dus nog in de auto hebben gezeten, toen jij terugliep?'

'Ja, dat zou best gekund hebben.'

'Denk je dat hij het gehaald kan hebben naar de weg?'

'Dat is zeker anderhalve kilometer. Ik zie niet hoe hij dat in die sneeuwstorm heeft kunnen doen.'

'Heb je dan geen enkel idee?'

'Net zomin als jij.'

'Godallemachtig! Het is een compleet raadsel. Volgens mij is hij ergens weggezakt in de sneeuw, misschien in een sneeuwgreppel en niet per se hier in de buurt. Hij zal zijn gaan lopen. Een blaaskaak als hij denkt dat hij alles kan. En in plaats van naar de weg toe te lopen is hij verdwaald op de hellingen naar Wark, of misschien naar Simonburn.' Hij schudde peinzend zijn hoofd naar zijn zoon en zei: 'Het spijt me, jongen. Het spijt me echt. Ik geloof je op je woord. Bij God, ik geloof je op je woord.'

'Nee, doe maar niet,' zei Vincent met verstikte stem. 'Je zou het wel willen, maar je kunt het niet. Je zult pas overtuigd zijn als hij is gevonden, en zonder één schrammetje.'

'Och, jongen! Jongen toch!' Sean greep naar de klink van de deur en liep naar buiten. Vincent zakte op het puntje van zijn werkbank en begroef zijn gezicht in zijn handen.





11


Op dinsdagochtend kwam brigadier Dickenson voor de derde keer langs en hij kwam direct ter zake: 'Er is nergens een spoor van uw man te bekennen, mevrouw Stapleton. De mannen hebben zelfs bij de rivier gezocht, hoewel iedereen het erover eens is dat hij in die omstandigheden onmogelijk zo ver gekomen kan zijn. Maar toch zijn ze erheen gegaan. Onze mensen zijn ook gaan kijken in uw bungalow. Ze hebben er kunnen vaststellen dat uw man daar donderdag op het einde van de middag voor het laatst is gezien. De naaste buurman vertelde dat hij er maar heel even is geweest en dat er daarna niemand meer in het huis geweest is. Kunt u ons misschien nog iets vertellen wat ons kan helpen, mevrouw Stapleton?' Hij keek haar doordringend aan. Ze doorstond zijn blik en antwoordde: 'Nee. Tot mijn spijt niet. Als me nog iets te binnen schiet laat ik u dat zeker weten. Ik heb u al alles verteld wat ik weet.'