'Wist jij dat...?'
'Ja, Kathy heeft het me verteld. En ik hoop voor Vin dat hij het niet gedaan heeft, maar tegelijkertijd...' hij keek even weg en besloot, '...wou ik dat hij had wel had gedaan.'
'Zeg dat niet, Peter. Niet zeggen.'
'Vind je Vin aardig?'
'Peter!' zei ze vermanend.
'Kom toch,' hij schudde ongeduldig zijn hoofd. 'Ik ben niet blind. Jij hebt altijd gedacht dat ik blind was, dat ik niets zag. Trouwens, als ik het niet aan jou had gemerkt, dan wel aan hem. Ik mag Vin, ongeacht wat hij heeft gedaan. Ik... zeg dat niet alleen vanwege Kathy. Ik heb direct al gevonden dat je een man als Vin nodig hebt, niet zo'n stakker als...' Hij zweeg even toen ze zich voorzichtig van hem losmaakte en toen besloot hij ruw: 'Behandel me alsjeblieft niet alsof ik een kleuter ben, mam.'
'O, Peter.' Ze keek hem vermoeid aan. 'Begrijp je dan niet dat ik hierover niet kan praten?'
'Nou, dat is dan heel jammer.' Er sprak ongeduld uit zijn houding en zijn stem. 'Het is beter dat je je uit. Wat er die avond gebeurd is,' hij wees naar haar gezicht, 'kwam juist doordat je alles altijd voor jezelf hebt gehouden. Dat je hebt geprobeerd je gezicht te redden... en dat bedoel ik niet als een grapje, maar om duidelijk te maken wat ik wil zeggen.'
Hij liep weg en zei kortaf: 'Ik ga naar buiten. Ik kom terug zodra ik kan.' Hij zei niet: 'Zodra ze hem gevonden hebben.'
Maar de reddingsploeg vond het lichaam van Jim Stapleton niet. De hele ochtend regende het pijpenstelen en in de loop van de dag smolt de sneeuw als boter naast het vuur. Het was al avond toen de brigadier weer op de deur klopte. Toen Hannah opendeed zocht zijn blik Constance die tegen de tafelrand leunde. Hij schudde zijn hoofd en zei: 'Er is geen spoor van uw man in de omgeving, mevrouw Stapleton. We hebben in een straal van anderhalve kilometer rond dit huis gezocht. We zijn helemaal rond geweest. Hij kan onmogelijk verder zijn gekomen en hij is nergens te vinden.'
Constance was zichtbaar opgelucht, maar ze kreeg een nieuwe schrik te verduren toen de politieman zei: 'We vragen ons af of hij in een van die bijgebouwen van de boerderij beneden kan zijn.' Hij keek naar Hannah. 'Jullie hebben heel wat kotten staan. Denkt u dat hij daar ergens in gekropen kan zijn?'
'Godallemachtig, nee! Hoe komt u daarbij?' zei Hannah op hoge, verdedigende toon. 'We gebruiken al die bijgebouwen dagelijks. Voor kolen, hout, veevoer, hooi. Er is de koeienschuur, Vins werkplaats, met de houtopslag ernaast waar het droge hout ligt. We lopen er de hele dag voortdurend in en uit. Als hij daar zou zitten, had iemand van ons hem allang gezien, God beware.'
'Nou,' - de brigadier maakte een hoofdgebaar - 'we gaan toch maar even rondkijken, om zeker zijn. We gaan naar beneden. Ik kom nog even langs voordat ik wegga, mevrouw Stapleton.'
Constance knikte en keek hem na toen hij zich bij de mannen op het terras voegde. Vervolgens keek ze naar Hannah en Hannah riep, op nog schrillere toon nu: 'Godallemachtig! Wat denken ze wel van ons? Dat we het niet gemerkt zouden hebben als hij daarin gekropen zou zijn? En waarom zou hij in zo'n donker hok gaan zitten met verlichte ramen vlakbij? Hebt u ooit zoiets idioots gehoord?' Naar bijval hengelend keek ze Constance aan. Constance zweeg, maar liep langzaam naar de bank en ging zitten. Hannah ging tegenover haar zitten en maakte af en toe met een kwade, schrille stem een opmerking. Ze bleef doorpraten totdat de brigadier weer aanklopte. Ze sprong overeind, snelde naar de deur en vroeg meteen: 'Nou! En?'
Hij keek haar nors aan, stapte de kamer binnen en zei tegen Constance die was opgestaan: 'Beneden ook geen spoor van hem. Ik weet het niet meer, mevrouw Stapleton. Hebt u nog een idee?'
Ze schudde haar hoofd. 'Alleen dat hij op de een of andere manier moet zijn weggekomen.'
'Iemand die op die avond de weg genomen heeft, moet wel heel wanhopig zijn geweest. Daar is iedereen het over eens.'
Ze had bijna gezegd: 'Hij was wanhopig', maar diep in haar hart geloofde ze niet dat zijn wanhoop hem veilig door die sneeuwstorm geloodst zou hebben.
'De mannen van meneer Charlton gaan morgen opnieuw zoeken. Je weet het maar nooit, er kan nog ergens een verborgen hoekje zijn dat we over het hoofd hebben gezien... Goedenavond, mevrouw Stapleton. Mochten we morgen nieuws hebben, dan kom ik weer langs.'
'Goedenavond,' zei Constance. 'En... heel hartelijk dank.'
Een paar minuten nadat de brigadier was vertrokken, kwam Sean binnen, gevolgd door Peter.
'Ik weet niet wat ik ervan moet denken,' zei Sean. 'Echt niet. Het is een me echt een raadsel. We hebben de hele buurt rond het huis centimeter voor centimeter uitgekamd. Het enige wat ik nog kan bedenken is dat hij bij de rivier beland is, erin is gevallen en meegesleurd. Maar dan zou hij ergens zijn blijven hangen aan een van de zwerfkeien die erin liggen.'
'Ze zeggen dat er hier en daar diepe scheuren in de rivierbedding zitten,' opperde Hannah zachtjes. Sean knikte haar toe en antwoordde: 'Ja, ik weet het. Maar het is maar een gokje, van de rivier. Hij is misschien niet eens zo ver gekomen. En hij moet trouwens de andere kant uitgelopen zijn toen hij de auto liet staan.' Vermoeid besloot hij: 'Ik ga maar eens naar beneden. Goedenavond, mevrouw Stapleton.'