'Als hij ergens is, vinden we hem wel.'
'O, ik ben niet bang dat je hem niet zult vinden, maar om in welke toestand je hem zult vinden.'
Hij draaide zich om en wilde weer naar het pad lopen, maar toen keerde hij nog even op zijn schreden terug en zei: 'Slaapt de jongen nog?'
'Ja,' antwoordde ze.
'Hij kan het maar beter horen zodra hij wakker wordt. Wek hem over een uurtje. Ik ga nog eens kijken op de hei beneden aan de heuvel en dan zullen we het moeten melden.' Hij keek haar streng aan. 'Dat besef je toch, hè? We moeten het tegen de Charltons zeggen en die zullen een zoekactie organiseren.'
'Lieve god!' riep Hannah weer uit. Ze deed de deur dicht en zei tegen Moira, die met grote ogen had staan luisteren: 'Het komt wel goed, kindje. Het komt best goed. Ga maar door met hout op het vuur te leggen, want ik heb lekker warm water nodig om mevrouw Stapleton te wassen. Brave meid! O ja, aspirine!' Ineens schoot haar weer te binnen wat ze in de keuken was komen doen. Ze rommelde in de kastjes, vond een doosje Aspro en ging weer naar de woonkamer.
De pillen en het hete washandje in Hannahs zorgzame handen hielpen de pijn in Constance' ribben en gezicht te verlichten en zelfs bijna weg te nemen. Het grote aantal blauwe plekken ontlokte Hannah een verontwaardigd gemompel. Ze mopperde nog steeds toen ze de kom met water wegbracht en Peter, nog slaperig kijkend, de trap af roffelde.
'Je had me niet zo lang moeten laten slapen. Een uurtje, had ik gezegd,' zei hij hees.
'Ssst! Maak je geen zorgen. Ze maakt het goed. Ze heeft net theegedronken en ze is gewassen. Ze redt het wel.'
Toen Peter bij de bank kwam, sloeg hij zijn hand voor zijn mond en kneep zijn ogen tot spleetjes bij de aanblik van Constance' gezicht dat scherp afstak in het sneeuwlicht. Toen hij thuis was gekomen had ze al geslapen en was haar gezicht grotendeels bedekt geweest. De anderen hadden gezegd: 'Laat haar maar slapen.' Hij viel op zijn knieën naast de bank en wist niet wat hij moest zeggen. Hij kon alleen voorzichtig zijn hoofd op haar schouder leggen. Maar toen ze haar hand optilde en zijn haar streelde, prevelde hij: 'O... O, was ik maar niet uitgegaan.'
'Het... het was onvermijdelijk.'
'Wat?' Hij keek in haar ogen en ze maakte een zwak handgebaar alsof ze alle uitleg wilde wegwuiven.
Ze had altijd geweten dat Jim haar had willen slaan. Maar hij wist ook wel dat geweld het einde voor hem zou beteken. Hij was niet zo dom geweest om in de hand te bijten die hem en zijn vriendinnetjes onderhield. Toen hij werd geconfronteerd met het feit dat zij eindelijk had besloten met hem te breken, vond hij dat het moment om haar te trakteren op wat hij zich al die jaren had ontzegd. Goed, dat was dan dat. Het was voorbij. Over en uit.
Die laatste gedachte maakte haar onbehaaglijk. Ze herinnerde zich iets. Het had te maken met dat vreselijke huilen. Ze besefte dat zij het was geweest die zo had gehuild, gekrijst, gekermd. Wat moesten de O'Connors niet van haar hebben gedacht? En Vin? Hij was de reden waarom ze was begonnen te schreeuwen. Hij was binnengekomen en had naar haar gekeken. Liggend op de bank had ze naar hem gekeken. Ze had zich herinnerd dat ze geprobeerd had zijn vader tegen te houden om Jim naar buiten te werken. Op de een of andere manier had ze een verband gelegd tussen Vincent die naar buiten ging en meneer O'Connor die Jim had bevolen weg te gaan. Al die tijd dat ze op de grond lag had ze nauwelijks beseft wat er gebeurde, ze wist alleen dat Jim naar buiten ging, waar ook Vincent was. Toen Vincent achter de rugleuning van de bank op haar neerkeek, was het haar ineens duidelijk geworden en daardoor knapte er iets in haar hoofd, waardoor ze was begonnen te schreeuwen. Ze besefte ineens dat ze niet alleen huilde om al die verspilde jaren, om haar verloren jeugd, om haar lichamelijke hunkering, maar ook om Vins stommiteit, om zijn misplaatste loyaliteit.
Moeizaam stamelde ze 'Peter!' en toen hij 'Ja, mam?' zei, fluisterde ze: 'Ga beneden kijken of zijn auto er nog staat.'
'Wat?' Vragend trok hij zijn wenkbrauwen op.
'Alsjeblieft.'
'Maar... dat kan toch niet.'
'Peter. Ga... ga kijken.'
Hij kwam langzaam overeind en bleef even naar haar kijken, maar slofte toen naar de keuken en pakte zijn jas die aan de deur hing. Hannah stond bij de tafel te roeren in een kom. Hij ging naast haar staan en fluisterde, omdat Moira naast het vuur zat: 'Is... is iedereen beneden geweest? Ze... wil dat ik ga kijken of zijn auto er nog staat.'
Hannah hield op met roeren en keek hem aan: 'Heeft ze je dat gevraagd?' 'Ja.'
Ze kneep haar ogen tot spleetjes, keek hem verwonderd aan en zei: 'Waarom wil ze dat weten?'
Hij antwoordde niet. Ze keek weer in de kom en zei achteloos: 'Je kunt jezelf een loopje besparen. Hij staat er nog. Hij heeft de sleutels hier laten liggen. Ze zijn al uren naar hem aan het zoeken.'
Peter keek schichtig naar Moira, maar Hannah zei: 'O, zij mag alles horen, ze weet overal van. Ze was erbij gisteravond. Het is een goede les voor haar. Zo weet ze dat mensen die doorgeleerd hebben evengoed beesten kunnen zijn. En dat iemand die niet naar school is geweest, er daarom nog niet een hoeft te zijn.'