'Ik vroeg me af of jij met me wil meegaan, Millie. Ik wil naar een huis in Quilter Street.' Ze keek in het fel brandende vuur en naar de mooie glanzende gelaarsde ruiters op de uiteinden van het raster en zei: 'Peter heeft ontdekt dat Jim iemand onderhoudt in Quilter Street. Hij is hem een aantal keren gevolgd. Maar als ik alleen afga op wat Peter vertelt en hem dat voor de voeten werp, ontkent hij natuurlijk. Hij is op nieuwjaarsdag naar Londen gegaan. Ik... ik denk niet dat hij er veel aan heeft kunnen doen sinds hij bij me weggegaan is. Hij had een vreselijke scène met Peter in het huis. Peter is hem met een mes te lijf gegaan.'
O, god, kind toch!' Millie sprong op, ging naar Constance toe en sloeg haar arm om haar schouders. 'Ik dacht dat hij het niet meer deed.'
'Dat dacht ik ook. Hoewel ik wist dat hij er nooit echt mee zou ophouden. Hij zal het zijn hele leven blijven doen... Wil je met me meegaan, Millie?'
'Ja, meid.'
'Je... hebt toch niet iets dringends te doen? Ik bedoel, je hebt het toch niet te druk?'
'Te druk? Ik heb zo veel vrije tijd dat ik er wel van kan janken. Ik zei wel dat ik op rust gesteld ben, maar te veel van het goede is ook maar niks. Natuurlijk ga ik mee, meid. En ik ben zo blij dat ik je zie. Ik heb je echt gemist.' Ze lachte naar Constance en Constance antwoordde: 'Ik heb jou ook gemist, Millie.'
'Ik pak mijn hoed en mijn jas.'
Het kostte Constance een kwartier om Quilter Street nummer achttien te vinden. Het was een kort straatje en precies zoals Peter had beschreven, lag het laatste huis naast een fabrieksmuur. Ze reed de auto tot vlak bij de muur. Ze keek Millie even aan en stapte uit. Toen Millie naast haar stond, liepen ze nog twee stappen over het trottoir. Constance klopte op de bruin geverfde voordeur en haar hart bonkte pijnlijk tegen haar ribben.
Uit de verte klonk gelach, er kwamen voetstappen naar de deur toe.
'Ja. Wat wilt u?'
Constance kon geen woord uitbrengen toen ze in het poppengezicht keek van het meisje, dat eruitzag als negentien, maar waarschijnlijk pas zeventien was. Haar oogleden waren bijna even zwartgeverfd als haar wimpers. Op haar pruillippen zat een lichtbruine lipstick en haar haren waren hoog opgestoken.
'Ik vroeg wat u wilt?'
'Bent u juffrouw Vagus?'
'Ja, klopt. Waar gaat het over?' Haar stem was even ordinair als ze eruitzag.
'Ik wil even met u praten. Mogen... mogen we binnenkomen?'
'Dat weet ik niet. Wie zijn jullie eigenlijk?' Ze keek van Constance naar Millie en weer terug naar Constance. 'Jullie hoeven me niets te komen verkopen, ik heb alles al. Mijn keuken staat zo bomvol dat ik er zelf haast niet meer in kan. Je bent toch niet dat mens dat hier al was met van die chique basiscrème en korsetten en dat soort spul?' Ze keek achterom en schreeuwde door de gang: 'Is dit het mens van die korsetten van laatst, Ada?'
Zowel Constance en als Millie kreunde even toen ze zagen wie er in de gang kwam staan. Vervolgens duwde Millie het meisje opzij, stapte naar binnen en stond in de deuropening oog in oog met haar eigen dochter. Hoofdschuddend zei ze beheerst: 'Jij! O, jij!'
'Wat wil je daarmee zeggen? Met "o, jij!'" Ada's dikke buik trok haar wollen rok op in een omgekeerde V. Ze hees de rokband nog wat hoger over de vleesberg en riep: 'Nou, wat bedoel je daarmee? Met "O, jij!" Wat kom je hier trouwens doen?'
'Wie is dat? Waar gaat dit allemaal over?' Het Vagus-meisje was vlak naast Ada gaan staan. 'Wie zijn dat? Het is niet dat korsetten-mens, hè?'
Ada keek naar het meisje en maakte een minachtend hoofdgebaar. Met eenzelfde snelle beweging wees ze met haar duim op Millie. 'Dat is mijn moeder.'
'Ay. Ay, dan begrijp ik het,' giechelde het meisje. 'Kom, laten we hier niet blijven staan alsof dit de damestoiletten zijn. Laten we naar binnen gaan.'
Millie liep achter Ada aan en Constance volgde Millie. Ze keek tersluiks naar de goedkope decoraties en bedacht dat die hoogstwaarschijnlijk met haar geld waren gekocht. 'We zijn niet voor Ada gekomen,' zei ze ijzig. 'We wisten niet eens dat zij hier was... Ik ben voor jou gekomen.'
'Voor mij? Wat moet je dan van me? Ik...'
'Phil.' Ada legde met haar hand in wat ooit haar slanke taille was geweest en ze plompverloren: 'Dat is mijn tante Connie... je weet wel.'
Het meisje keek beduusd naar Constance. Haar gezicht werd langer toen haar mond openviel in een grote ronde O. Ze sloot hem weer met een beweging alsof ze in appel beet. Ze stak haar hoofd naar voren en sloeg haar ogen ten hemel, niet geschrokken of verlegen, maar lachend. Ze sloeg een arm om haar middel, wendde zich af van de twee oudere vrouwen en leunde tegen een goedkoop dressoir waarop flessen en glazen stonden. Na een lange stilte, waarin Constance haar had staan bestuderen om te proberen te begrijpen waarom hij altijd zulke types koos, draaide het meisje zich langzaam om en riep met een onderdrukt lachje om haar kinderlijke pruilmond: 'Wat kan ik eraan doen? Als je het zo erg vindt moet je zelf maar wat doen om hem thuis te houden. Lief voor hem zijn... en meegaand.'