Constance keek uit het raam en zag hoe Kathy, Biddy en Moira zich verweerden tegen de jongens. Joseph, Davie, Barney, Michael en Peter bestookten hen vanuit strategische posities en onder het uitstoten van bloedstollende kreten met sneeuwballen.
Ze merkte niet dat Jim verdween totdat ze de deur hoorde opengaan. Ze keek uit het raam en zag hem naar de rand van het terras lopen. Toen hoorde ze hem roepen: 'Dat is niet eerlijk! Het is twee tegen één!'
Ze hielden allemaal even stil. Daarna begonnen ze tegen hem te roepen. Allemaal, behalve Peter. Hij bleef roerloos staan, terwijl hij een sneeuwbal kneedde.
Toen Biddy O'Connor omhoogkeek naar meneer Stapleton, zag ze zijn vrouw voor het raam staan. Ze herinnerde zich meteen die avond dat mevrouw Stapleton haar en Moira de keuken uit had gewerkt omdat meneer Stapleton zijn armen om haar heen had geslagen. En omdat puberale erotiek wreed en grillig is, holde ze naar de man op het terras en gooide hem een sneeuwbal in het gezicht.
'Kleine duivelin!' Met de lenigheid van een twintig jaar jongere man sprong Jim van het terras af, grabbelde wat sneeuw bij elkaar en gooide dat naar Biddy. Als antwoord smeet Biddy vanaf een armlengte afstand een sneeuwbal naar hem. Vervolgens kreeg Jim haar te pakken. Hij hield haar in bedwang met een arm om haar schouders en wreef sneeuw in haar gezicht. Ze draaide haar gezicht weg en begroef het tegen zijn middel, maar hij bleef haar inpeperen totdat een sneeuwbal hem met onspeelse kracht pijnlijk tegen de zijkant van zijn hoofd trof en hem dwong Biddy los te laten.
De sneeuwbal kwam van een van de jongens. Hij wist niet van wie, maar toen hij zijn zoon zag bukken om nog meer sneeuw op te rapen, aarzelde hij. Hij schaarde zich aan de zijde van de meisjes.
Hij raapte een handvol sneeuw op en gooide het naar de jongens. Dat ging zo een tijdje door totdat Biddy hem sneeuw in zijn gezicht wreef. Hij greep haar nu niet vast, maar gooide alleen een sneeuwbal naar haar toe. Daarna raapte hij weer sneeuw bij elkaar en smeet het naar de andere kant, recht in het gezicht van Kathy, die het lachend wegblies en hem ook begon te bekogelen. Hij greep haar vast, legde zijn arm stevig rond haar middel en drukte haar tegen zich aan. Het lachen verging haar en ze begon heftig tegen te spartelen om los te komen. Maar hij, met open mond en intense blik, bleef haar gezicht inzepen met sneeuw. Althans, tot een vuist zijn jukbeen raakte waardoor hem de tranen in de ogen sprongen, en zijn zoon uitzinnig riep: 'Laat haar los! Laat haar gaan! Heb het lef niet aan haar te zitten! Blijf met je smerige poten van haar af! Hoor je me! Laat haar gaan.'
Hij staarde met afhangende armen in het woedende gezicht van zijn zoon, naar zijn bewegende mond die nog steeds schreeuwde: 'Jij ja! Jij! Waag het niet haar aan te raken!'
Onbeweeglijk nam hij de gezichten van de kinderen op. Ze stonden in een halve cirkel om hem heen naar hem te staren. Slechts het feit dat ze alsof er een signaal had geklonken als één man de heuvel afstormden en hij de indruk kreeg dat ze alarm gingen slaan, weerhield hem ervan om Peter bij zijn tengere hals te grijpen. Hij trok zijn jas recht, en met strakke lippen over opeengeklemde tanden beende hij weg, beklom het terras en stootte de deur open door zijn hele lichaam ertegenaan te gooien.
Constance stond hem op te wachten. Ze hield haar handen samengeknepen ter hoogte van haar middel. Toen hij binnen was en voor haar stond zei hij knarsetandend en speeksel rondstrooiend: 'Dit gaat zo niet langer! Dat... dat smerige jong...!' Maar wat hij van plan was te gaan zeggen over dat 'smerige jong' werd onderbroken door Peter die het huis binnenstormde. Zijn gezicht zag zo wit als de sneeuw waarin hij had gespeeld en hij leek ineens een stuk langer geworden. Hij bleef even staan en liep toen langzaam op zijn vader af. Toen hij vlak voor hem stond keek hij hem recht aan en zei: 'Als ik nog eens zie dat je aan haar komt, dan zal ik... dan zal ik...'
'Jij!' Jims adamsappel wipte heftig op en neer, er vormden zich spuugbelletjes in zijn mondhoek. 'Jij akelig snotjoch! Wie denk je wel dat je bent? Waar bemoei jij je mee? Nou?'
'Ik waarschuw je...' Peters stem beefde, net als zijn gezicht en zijn handen. 'Ik zweer bij God dat ik je vermoord als je nog een keer een hand, een vinger naar haar uitsteekt. Dan vermoord ik je.'
'Wat let me om naar haar toe te gaan en haar op te geilen. Ze zal in een oogwenk haar broekje voor me uittrekken...'
Peters hand schoot uit, maar zijn vader gaf hem een klap waardoor hij achterwaarts tegen de tafel viel. Met zijn armen maaiend om zijn evenwicht te bewaren, vond zijn hand een fruitmesje dat naast een paar appels op een houten bord lag. Peter greep het mesje, klemde het in zijn vuist en terwijl hij nog altijd achterover op de tafel lag stamelde hij: 'Je bent een door en door rotte, stinkende smeerlap. Dat ben je altijd al geweest. Ik begrijp niet waarom ze al die jaren bij je is gebleven. Maar dat zal niet lang meer duren als ik haar verteld heb over dat huis in Quilter Street... nummer achttien, en de wandelingetjes die jij elke middag maakt... voor je gezondheid... voor je gezondheid...' - hij worstelde om weer recht te komen -'... met een meisje dat je kléindochter had kunnen zijn, smerige...'