'Ik had je gevraagd om met ons mee te gaan.'
'Met het risico om ingesneeuwd te raken?'
Hij zag haar opgetrokken wenkbrauwen en zei haastig: 'Ja, ja, ik weet het. Vandaag kon ik wel rijden, maar het sneeuwt nu niet meer zo en ik vond dat ik je moest vertellen dat ik straks de nachttrein naar Londen neem. Ik heb gisteren een brief gekregen van Conway. Hij heeft mijn boek aangeboden aan de filmbonzen en er is een goede kans dat ze de rechten kopen. Morgen is er een voorbereidende bespreking, dus ga ik vanavond al weg.' Hij stond op uit zijn stoel en liep de kamer door. Toen hij bij het achterste raam kwam, stapte hij het podium op, stak zijn handen in de lucht en riep: 'God! Wat voelt het goed om weer in de running te zijn... Misschien,' hij keek naar haar, 'misschien kan ik straks een behoorlijke flat voor mezelf kopen.'
'Doe dat vooral,' zei ze kalm.
Hij liep weer naar haar toe en zei: 'Heb je enig idee hoe het is om in dat luciferdoosje te moeten werken?'
'Ik heb meer dan twee weken in dat luciferdoosje in bed gelegen.'
'Ja, dat weet ik allemaal wel. Maar jij kunt er weg en als je zin hebt kun je hier,' hij beschreef een wijde cirkel met zijn hoofd, 'komen rondzweven.'
'Het staat jou vrij om hetzelfde te doen.'
'Dat heeft geen enkele zin! Ik kan je dat maar niet aan je verstand brengen. Je hebt nooit iets van me begrepen, hè? Je denkt alleen maar aan hém... Waar is hij, trouwens?'
'Beneden, bij de O'Connors.'
'Ach. De O'Connors. Ik kan je iets nieuws vertellen over de O'Connors.' Hij ging tegenover haar zitten en leunde opgewekt voorover. 'Ik wist wel dat stelletje niet deugde. Weet je nog dat ik je een tijdje geleden vertelde over een kerel die toespelingen maakte? Ik heb het hele verhaal toevallig zomaar te horen gekregen.' Hij knipte met zijn vingers. '"Waar moet u heen?" vroeg een van de inboorlingen. Hij was half bezopen. "Naar mijn cottage.'" Zoals hij eerder had gedaan zweeg hij even, sloot zijn ogen, schudde het hoofd en gromde: 'Oké. Oké. Wat had ik dan moeten zeggen, ik ga naar het weekendverblijf van mijn vrouw?' Hij leunde achterover en wendde zijn blik af. Maar omdat hij niet kon zwijgen over wat hij wist, zei hij: 'Weet je dat O'Connor hier een minnares heeft? Twee keer raden om wie het gaat.'
'Ja, dat weet ik.'
Hij ging weer overeind zitten en rechtte zijn schouders. 'Weet je dat? En weet je ook dat alle kinderen van haar zijn?' 'Ja.'
'Hoe lang weet je dat al?' Hij klonk nu dreigend.
'O, al een hele tijd.'
'En daar heb je nooit iets van gezegd? Je bent een stiekem wijf, Constance.' Hij schudde ontsteld zijn hoofd, likte langs zijn lippen en zei: 'Goed, dat weet je. Maar je weet vast niet wat die grote kerel vroeger heeft gedaan. Hij heeft iemand vermoord... Daar ziet hij wel naar uit ook. Hij heeft iemand vermoord en heeft daarvoor gezeten. Hij is pas een paar jaar weer vrij. Dat wist je niet, hè?'
Ze keek langs hem heen in het vuur, maar uit haar ooghoek kon ze het houtsnijwerk op de schoorsteenmantel zien en ze zei langzaam: 'Ja. Ook dat wist ik.'
In de stilte die er op haar mededeling volgde bleef ze roerloos zitten.
'Bedoel je dat je het wist en er nooit iets over heb gezegd?'
'Dat zijn onze zaken niet.'
'Goede god! Onze zaken niet? Van wie weet je het, trouwens?'
'... Van de moeder.' De leugen kwam er vlotjes uit.
'O, de moeder. Die moet het wel goedpraten. Hoe dan ook, waarom heb je mij dat nooit verteld?'
'Ben jij ooit lang genoeg bij me om je iets te kunnen vertellen? Luister jij ooit naar wat ik te vertellen heb?'
'Je moet de dingen niet verdraaien, Constance. Dit is iets anders.'
'Het is roddel.'
'Ach! Het is roddel en daar sta jij natuurlijk ver boven. Zogenaamd. Komt hij hier wel eens?'
'Heel zelden.'
'Wat noem jij heel zelden? Komt hij hier wel eens?'
Ze stond op en zei: 'Nee.'
'Zorg er maar voor dat hij hier nooit komt. En blijf buiten ook maar uit zijn buurt. Wandel maar niet meer in de velden. Bewijs jezelf een dienst en hou hem maar goed op een afstand.'
Ze keek hem aan en verwonderde zich voor de zoveelste keer over zijn eigenwaan. Die karaktertrek lag niet alleen aan de basis van zijn ontkenning van zijn eigen zwakheden die hun huwelijk bijna direct al hadden laten stranden, maar hielp hem ook te doen alsof die zwakheden niet bestonden. Zo kon hij over andere mensen oordelen alsof hij moreel het grootste gelijk van de wereld had. Dit was ook niet de eerste keer dat hij haar waarschuwde voor de aandacht van andere mannen voor haar. Het zou lachwekkend zijn als het allemaal niet zo tragisch was. Zoals je kon lachen om iets volkomen waanzinnigs.
Nog voordat hij iets kon zeggen van de uitdrukking op haar gezicht, klonk er buiten gejoel van de kinderen die over het terras holden.
De wind had de sneeuw weggeblazen van de tegels, maar die vormde nu sneeuwhopen op het terrein eronder en op de rotsen. Hier en daar zag je nog zwarte bulten en kronkelige zwarte lijnen waar beken liepen.