Home>>read Troost en Geluk free online

Troost en Geluk(59)

By:Catherine Cookson


Hij leunde achterover, keek weer naar het raam en liet zijn blik even over de vlakte dwalen voordat hij vervolgde: 'Weet u wat ik deed toen ik in Wark uit de bus stapte?' Hij wachtte even en toen ze niet meteen antwoordde, maar hem alleen maar bleef aankijken, zei hij: 'Ik ging in de heuvels plat op de grond liggen.' Hij pauzeerde weer even en mompelde schor: 'Kunt u zich voorstellen dat je zo veel van de aarde houdt dat je je gezicht erin verbergt?' Weer wachtte hij en toen ze weer bleef zwijgen, ging hij verder: 'Hoewel ik ernaar snakte om iedereen weer te zien... en haar, maakte ik eerst een lange wandeling. Toen ik het water over de leisteen zag lopen, een glimp opving van edelherten en weer een ijsvogel zag schoot ik vol... of toch bijna.'

Hij kuchte even zei, op een andere toon nu: 'Ik stapte het huis binnen alsof ik het een half uur daarvoor pas had verlaten en even weet ik hun houding aan de schrik. Pas toen ik Mary's naam noemde begreep ik dat er iets mis was, maar ik vroeg niets voordat ik me had verkleed en klaarstond om naar Harbottle te gaan, waar ze woonde. Mijn moeder zei toen dat ik misschien beter kon wachten totdat Mary naar ons toe kwam... Stel je voor.' Hij kuchte weer.

'Hoe dan ook, ik kreeg niets uit ze, totdat ik pa buiten klemzette.' Hij keek heel even opzij en toen weer naar de vloer. 'En die vroeg me toen of ik Mary zwanger had gemaakt.'

Hij bleef naar de vloer knikken. 'Als antwoord daarop liep ik de heuvels in om haar te zoeken. Ze was niet thuis en haar vader zei tegen me dat ik de dingen maar moest nemen zoals ze kwamen. Ik had haar hoe dan ook veel te lang laten wachten. Het duurde nog drie dagen voordat ik haar te zien kreeg, hoewel ik er elke dag heen ging en in het dorp rondhing. En toen zag ik haar... en hem ook. Dat was toen ik tegen de schemering maar weer naar huis ging. Het was op een heuvel iets buiten Falstone en ik zag ze in de verte aankomen. Ze waren nog een heel eind bij me vandaan en het had zomaar een stelletje kunnen zijn. Maar nee, zij had een bos rood haar dat wijd uitstond als een tweede zonsondergang.'

Hij haalde een zakdoek tevoorschijn en veegde zijn gezicht af. Hij stopte de zakdoek weer weg en keek haar even aan voordat hij zei: 'Ik stelde geen enkele vraag, ik gaf hem alleen een klap. Hij herstelde zich en sloeg terug. Hij sloeg me maar één keer. Het volgende moment had ik hem opgetild en weer neergesmakt. We waren op een steile rots met losse stenen en hij rolde door en viel eraf. Ik weet niet of hij al dood was vóórdat hij viel of niet, maar hij was in elk geval dood toen ze hem vonden.'

Hij stond op en liep naar de open haard. Hij streelde het schaap en haar lam voorzichtig over de rug. 'Tijdens het proces werd ik welwillend behandeld. Ze voerden onopzettelijke doodslag aan als verzachtende omstandigheid. Maar weet u...' Hij keek haar recht aan. 'Als ik toen niet met hem had afgerekend, zou ik het een andere keer hebben geprobeerd.'

Ze huiverde toen ze opstond, maar ze bleef hem aankijken en zei: 'Dat denk ik niet. Dit gebeurde in de opwinding van dat moment. En... en ik kan me best voorstellen hoe u zich voelde. En dat konden zij vast en zeker ook. Daarom hebben ze u niet schuldig bevonden.'

'... Niet schuldig?' herhaalde hij. 'Nee, niet aan moord, maar wel aan doodslag en daarvoor kreeg ik zeven jaar cel.'

Hij rechtte zijn rug, zag haar ontsteld het hoofd schudden en haar vingers tegen haar lippen drukken en zei: 'O, u hoeft het niet zo zwaar op te nemen, het is allemaal al voorbij. Ik heb bijna vijf jaar gezeten.' Er gleed een zweem van een glimlach rond zijn mond toen hij eraan toevoegde: 'Achteraf bekeken waren de benauwde leefomstandigheden op die olietanker een goede training voor me geweest.' Hij wendde zijn blik weer van haar af. 'Maar toen ik vrijkwam wist ik zeker dat ik tot mijn dood geen dag van mijn leven meer binnen zou slijten. Welke leeftijd zou u me geven?' Hij keek over zijn schouder en ze bestudeerde elke trek van het brede gezicht; de uitstekende jukbeenderen met de strakke huid, de grote, grijze ogen met de diepe lijnen in de hoeken en de lange, dunne neus. Ze keek niet naar de mond, het zachtste gedeelte van het gezicht, dat daarom ook geen leeftijd verraadde en zei aarzelend: 'Nou... ongeveer vijfendertig.' Hij grijnsde wrang en zei: 'U bent warm. Ik ben vierendertig, hoewel ik er ouder uitzie.

Hoe dan ook, wat kan het schelen?' ging hij door, en hij wees naar het raam. 'Dat is het enige waar ik om geef. Daarnaar te kunnen kijken en daarbuiten te kunnen rondlopen tot aan de dag van mijn dood.' Hij draaide zich om, ditmaal vriendelijk glimlachend. 'En na mijn dood zal ik er ongetwijfeld blijven rondspoken.'

Hij zag haar uitdrukking veranderen. Er verscheen een onzekere glimlach op haar gezicht en ze knipperde even snel met haar ogen -dat deed ze vaker als ze in de war was, had hij gemerkt - en er klonk een lachje in haar stem toen ze zei: 'Het is nog wel erg vroeg voor drank en ik heb alleen maar sherry of cognac, maar wilt u een borrel?'