Home>>read Troost en Geluk free online

Troost en Geluk(42)

By:Catherine Cookson


Ze zou maar een hobby moeten zoeken. Ze kon weer gaan schilderen. Op school was ze daar tamelijk goed in geweest, en ook in borduren. Dat was iets wat ze kon gaan doen. Ze kon ook weer piano gaan studeren. Als ze tenminste een piano naar boven kon krijgen... Dat was een goed idee, een piano. Ze zou op zoek gaan naar een kleine tweedehands, eentje die de mannen naar boven konden dragen.

Ze stond op, liep naar de openstaande deur en keek over het terras heen naar de enorme leegte van het land dat heel in de verte met de hemel samensmolt. Ze kreeg het benauwd van de onmetelijkheid en de stilte en ze betrapte zichzelf erop dat ze wenste dat ze Jim zou kunnen overhalen hier te komen wonen. Maar die wens ging gepaard met een ellendige waarheid en ze dwong zichzelf die onder ogen te zien. De enige reden waarom ze wilde dat hij in dit huis kwam wonen, was dat zij er dan permanent zou kunnen blijven. Ze verlangde alleen maar naar hem omdat het de enige manier was om het gruwelijke gevoel van eenzaamheid te bestrijden. Ze had al die jaren het onuitspreekbare geslikt, gewoon omdat ze bang was om moederziel alleen achter te blijven. Ze was gaan beseffen dat ze zich niet eindeloos kon blijven verschuilen achter Peter als bescherming tegen haar angsten. Op een dag zou hij haar verlaten en gaan trouwen. Wat moest ze dan als er geen Jim meer zou zijn?

Ze verachtte zichzelf.

Precies op dat moment trok er een fijn regengordijn over de heuvels. Ze ging naar binnen en sloot de deur voor de regen, en voor al het andere.





10


De dag dat Constance besloot om te gaan wandelen, ontmoette ze de priester.

Ze was de hele dag ongedurig en ongerust geweest. Peters manier van doen baarde haar steeds meer zorgen. Hij leek ergens door in de war. Ze was er zeker van dat het niets te maken had met Ada's beschuldiging. Hij maakte zich ook geen zorgen over zijn eerste semester op de universiteit, want daar had ze hem over uitgevraagd. Het probleem lag bij zijn vader, ze was er zeker van. Er was nooit sprake geweest van liefde tussen Jim en zijn zoon. Soms dacht ze dat het haar schuld was, omdat ze nooit iets had gedaan om de jongen tenminste sympathie voor zijn vader bij te brengen. Dat had ze niet gekund. Peter was altijd heel respectvol geweest tegen Jim. Ze wist echter dat die eerbied eerder voortkwam uit het feit dat hij altijd een beetje bang voor zijn vader was geweest. Maar de afgelopen dagen, sinds hij terug was van vakantie, was zijn houding tegenover Jim ten slechte veranderd.

De vorige avond was hij heel vrolijk geweest. Ze waren afgedaald naar de O'Connors en daar had hij weer met Kathy gepraat. Hij had haar zelfs teruggebracht naar het zusterhuis. Maar vandaag was de gespannen trek weer terug op zijn gezicht. Toen hij aankondigde dat hij rond het middaguur naar Newcastle ging, dacht Constance dat hij misschien een afspraakje had met Kathy. Maar ze had niets gezegd en niets gevraagd.

Tot nu toe had Constance de streek nog niet echt verkend. Ze had alleen een paar wandelingen gemaakt in het bos vlakbij. Het had die nacht en het grootste deel van de ochtend vreselijk geregend, maar nu was de zon doorgebroken. Het was zelfs warm en de aarde dampte. Het was alsof ze in de wolken liep.

Na ongeveer drie kilometer stak ze een snelstromende beek over, wat betekende dat ze bij Allerybank Moor was. Rechtsaf zou dan het dorpje Falstone moeten liggen. In het mooie seizoen zou ze een keer naar Falstone of Stannersburn wandelen. Ze was met de auto al eens in Falstone geweest en ze had het een prachtig plaatsje gevonden, maar voor vandaag was het genoeg, want ze was niet gewend aan zware tochten.

Terwijl ze de beek over een paar stenen op het smalste punt weer overstak, zag ze de priester zijn fiets de helling op duwen. Hij was een jonge man met donker haar en een smal, ascetisch gezicht. Hij groette haar beleefd en zei met een zwaar Iers accent: 'Het is toch nog een mooie dag aan het worden.'

'Jazeker, meneer pastoor.' Hij keek haar onderzoekend aan omdat ze hem spontaan zo aansprak en glimlachend vroeg hij: 'Bent u katholiek?'

'Nee, meneer pastoor. Ik ben niet katholiek.'

'Nee? Ik zou het gezworen hebben, hoewel u niet van de streek bent. U bent zeker op vakantie hier?'

'Nee, ik ben niet op vakantie, meneer pastoor. Ik mag tegenwoordig zeggen dat ik wel van de streek ben. Ik woon in Shekinah Hall.'

'O, bent u dat?' Zijn gezicht klaarde op. 'Dan moet u mevrouw Stapleton zijn? Ikben pastoor Shelley.'

'Ja, ik ben mevrouw Stapleton, pastoor.'

'Ah! Dat was het dus. Ik wist dat er iets was. Ik had het gevoel dat ik u al eens ontmoet had, maar dat kwam door hun levendige beschrijving van u.' Hij boog zijn hoofd naar haar toe en fluisterde: 'Weet u, als je vraagt of iemand katholiek is kijken sommige mensen alsof je ze ervan beschuldigt communist te zijn of zoiets.'

Ze lachte en hij zei: 'Ik ben net op weg naar de O'Connors. Het is nog een hele klim naar de nieuwe afdaling. Tot ziens. We zullen elkaar zeker nog eens tegenkomen.'