'Een Welsh dresser.'
'Mooi. Uw borden zullen er prachtig op staan. Het lijkt wel op ons dressoir, maar dan mooier.'
'Ma verwacht u vast ook beneden,' zei Biddy ineens.
'O, ja... Natuurlijk. Ik zie er niet uit en ik ben zo smerig.' Constance keek naar de vlekken op haar simpele blauwe katoenen jurk en klopte haar handen af. Intussen drentelde Moira naar haar toe en zei terloops: 'O, u ziet er prima uit. Hier doet het er niet toe hoe u erbij loopt. Dat is het mooie. Hannah zegt dat. Hannah zegt dat hoe smerig u ook bent, dat niemand zal opvallen, omdat u er dan nog steeds goed uitziet.' Ze grijnsde ontwapend en voegde eraan toe: 'Pa zegt dat je het altijd ziet als iemand voornaam is. Al lopen die mensen in een juten zak, dan nog blijven ze voornaam.'
Het was een bedekt compliment, een Iers compliment. Ze hadden vast over haar gepraat... Voornaam. Het was leuk om voor voornaam versleten te worden. Was dat echt zo? Ze veronderstelde dat Sean O'Connors voorstelling van voornaam nogal verschilde van de opvatting van zijn vrouw daarover. Voor hem was iedereen met geld voornaam en ze wist dat hij dacht dat zij er ook warmpjes bij zat.
Terwijl ze de heuvel af daalden zei Biddy: 'Uw man komt straks in een keurig opgeruimd huis.' Constance antwoordde: 'Ja, dat komt hij zeker.'
'Hannah zegt dat de beste manier om van een vent af te komen is hem aan het werk te zetten. Ze zijn een stelletje luie...'
'Moira!' zei Biddy bestraffend en Moira zei haastig: 'O, wind je niet op, ik wilde niet vloeken. Ik wilde gewoon "luie varkens" zeggen.' Ze keek schuin omhoog naar Constance en die voelde zich verplicht om naar haar te glimlachen.
'Is uw zoon nog steeds in Zwitserland, mevrouw Stapleton?'
Biddy vroeg het aarzelend en Constance antwoordde ernstig: 'Nee, Biddy, hij... moet intussen in Duitsland zijn. Ik geloof dat ze deze week door het Zwarte Woud gaan trekken.'
De vijftienjarige Biddy had een duidelijke voorkeur voor Peter laten blijken, de keren dat hij naar het huis was gekomen. Nu zou ze hem niet meer zien voordat ze naar Hexham vertrok, waar ze ging wonen bij een verre nicht van haar moeder en werken in een stoffenwinkel. Ze leed onder de kwellingen van een eerste verliefdheid en Constance vond dat niet iets om te lachen, zelfs niet stiekem.
Toen ze door het gat in de muur liepen, zagen ze Hannah over het erf schommelen met een dienblad met daarop een theepotje en een kop-en-schotel. Ze was op weg naar Vins werkplaats.
Constance was benieuwd naar die werkplaats, want ze wist niet wat Vincent O'Connor daar deed en dat had ze nog niet willen vragen. Dat was nog zo'n kant van vormelijkheid, je nieuwsgierigheid beteugelen.
Hannah riep tegen haar: 'U moet bekaf zijn. Ga maar gauw naar binnen, ik kom eraan.'
De begroeting hoefde niet te worden beantwoord, maar Constance knikte glimlachend naar de vrouw. Ze mocht Hannah, je kon ook onmogelijk anders. Dat was nog zoiets. Ze kende nog steeds Hannahs positie in de O'Connor huishouding niet. Ze wist nog steeds niet wie ze was. Eén ding was wel duidelijk; ze was onmisbaar, want er was altijd wel iemand die riep: 'Hannah!'
De keuken was bomvol. De mannen zaten aan het uiteinde van de tafel, de kinderen op de haardrand en op het versleten kleed ervoor. Florence O'Connor stond naast de tafel met dikke, beboterde sneden krentenbrood, en toen Constance binnenkwam draaide ze zich om en vroeg: 'En, is het klaar?' Constance antwoordde: 'Ja, en daar ben ik niet rouwig om.'
'Ze heeft allemaal grote meubels, ma,' riep Davie boven het rumoer uit. Hoewel hij dertien was, en nog twee broertjes onder hem had, was hij de kleinste van alle O'Connors. Moira had al eens ontwapenend eerlijk gezegd dat hun Davie ondermaats, maar wel de slimste was.
Toen zijn moeder streng vermaande: 'Mevrouw Stapleton, Davie', keek hij met zijn grote donkere ogen schuin naar Constance en zei met een ingehouden gegiechel: 'O, dat vindt ze niet erg. Mevrouw Stapleton is zo'n mondvol, we moesten maar een andere naam voor haar bedenken.' Weer gluurde hij naar Constance en ze stemde in met het gelach. Alles en iedereen hier was zo ongedwongen en zo simpel. Het was alsof je terechtkwam in een andere wereld, tussen wezens van een heel andere soort.
Dankbaar dronk ze haar thee en ondertussen kwam Hannah de keuken binnen. Ze zag alle kinderen rond het vuur zitten en riep: 'Vooruit, ophoepelen! Dat zit daar op klaarlichte dag als een horde vliegen op een schaap. Kom! Kom! Weg met jullie!' Ze hees Joseph overeind aan zijn kraag, gaf Michael een klets voor zijn hoofd en allemaal mopperden ze: 'Hé, Hannah, kalm zeg. Toe nou.' Maar allemaal deden ze wel braaf wat ze zei.
Ze priemde met een vinger tegen Michaels borst: 'Er moet hout gehaald worden. En vergeet niet dat je vanavond in bad moet. En Davie en Joseph, pak die emmers en ga water halen!'
Onder veel gelach en protest werden ze de keuken uit gewerkt. Toen Moira bij het naar buiten gaan nog een keer achterom keek, verwonderde het Constance weer dat die slonzige vrouw de kinderen bevelen kon geven zonder dat hun moeder zich ermee bemoeide. Ze had minstens verwacht dat Florence O'Connor deze keer zou zeggen: 'Och, laat de meisjes maar blijven. Ze hebben zo hard gewerkt.' Maar niets daarvan. Hannah had hen weggestuurd en Florence had het goedgevonden.