In het klooster had ze haar behoefte aan contact met andere mensen leren verdringen. Op de dag dat de moeder-overste haar over haar brede, zwarte lessenaar had aangekeken en vriendelijk, maar beslist had gezegd: 'Je bent nu een groot meisje, Constance. Je moet niet zo achter zuster Mary Agnes aan lopen. Als jij al haar aandacht probeert op te eisen, kan ze die niet aan anderen geven. Begrijp je dat, Constance?'
'Ja, Eerwaarde Moeder.'
'Een van de grootste deugden in het leven is onze gevoelens te kunnen beheersen, Constance.'
'Ja, Eerwaarde Moeder.'
'Je bent niet katholiek, meisje, dus kan ik je niet opdragen om tot de Heilige Familie gaan bidden om troost. Ik kan je wel aanbevelen te bidden om geestelijke rust en een fatsoenlijke levenswandel.'
Fatsoenlijke levenswandel. Ze was zo fatsoenlijk geworden dat Jim er gek van werd. Maar geestelijke rust?
Ze besefte niet dat ze daar stond met gebogen hoofd, de kin op de borst en de ogen gesloten. Ze had hem niet horen opstaan. Pas toen ze hem dicht bij zich voelde kwam ze weer bij haar positieven. Ze deed haar ogen open, maar hield haar hoofd naar beneden terwijl hij tegen haar praatte. Ze had verwacht dat hij door haar stekelige uitval door het lint zou gaan, maar hij deed alsof er niets aan de hand was. Daarentegen bezwoer hij haar dat hij spijt had van wat hij had gezegd. Zijn strategie kwam haar bekend voor.
'Je lokt het zelf uit, Connie. Ik... ik bedoel het niet zo, dat weet je wel. Maar het was toch niet eerlijk van je om dit helemaal op eigen houtje te doen. Om dat huis te kopen zonder mij erin te kennen en dan van me te verwachten dat ik daar ga wonen? Je weet toch dat ik de pest heb aan het platteland?'
Toen ze zich wilde omdraaien, pakte hij haar elleboog. Ze zag zo bleek dat het hem even verontrustte. 'Ga zitten,' zei hij. 'Ga toch zitten. Ik haal wat te drinken voor je.'
Ze bleef stil zitten tot hij terugkwam met een glas cognac en toen ze er iets van had gedronken vroeg hij: 'Beter zo?'
Ze boog haar hoofd.
Hij trok een stoel dichterbij, ging tegenover haar zitten en vroeg: 'Hoe ziet het eruit?'
Ze staarde in haar glas, liet de cognac rondwalsen en zei: 'Het is heel goed gebouwd.' Haar stem trilde en ze nam nog een slokje voordat ze vervolgde: 'Maar het ligt heel afgelegen. Het heeft prachtige uitzichten. Het is... het is alleen in de zomer bewoonbaar.'
'Maar je had toch gezegd dat we dit moesten verkopen?'
'Ja, omdat ik het vermogen moet aanvullen. Ik had uitgerekend... dat we hier achtduizend zevenhonderdvijftig pond voor kunnen krijgen. We kunnen het verkopen met alles erop en eraan. Dan konden we voor ongeveer drieduizend een bungalowtje kopen en de rest kan een rente van ongeveer tweehonderd pond per jaar opbrengen. Als we een van de auto's verkopen, brengt dat nog honderd pond op. Maar in dit nieuwe huis zouden we extra zuinig kunnen leven, de enige uitgaven zijn voor eten en vervoer naar de stad; de vaste lasten zijn te verwaarlozen, zonder telefoon- en elektriciteitsrekeningen.'
Hij stond weer op en ijsbeerde even door de kamer. Toen zei hij: 'Ik ben aan deze flat gehecht. Ik heb hier beter kunnen werken dan ik in jaren heb gedaan... O, ik weet het.' Hij schudde met zijn hoofd alsof hij probeerde het los van zijn nek te krijgen. 'Ik heb nog niet opnieuw gescoord, maar dat wil niet zeggen dat ik geen goed werk heb afgeleverd.' Hij gaf een klap op een pak op zijn bureau dat de post net had bezorgd. Alleen al door de aanblik van dat pak was zijn ergernis omgeslagen in woede. Toen de kwestie van het huis dat ze had gekocht aan de orde kwam, had hij zijn teleurstelling over alweer een afgewezen manuscript op haar afgereageerd. Hij prutste aan het plakband en zag de vijfhonderd Aatjes die voor hem een jaar werk vertegenwoordigden. Aan de titelpagina zat een brief geniet. Met tegenzin pakte hij hem op en begon te lezen. Hij had nog maar nauwelijks de eerste alinea gelezen of zijn hele houding veranderde. Zijn gezicht klaarde op, hij boog zich over haar heen en opende zijn mond een paar keer voordat hij uitbracht: 'Ze nemen het! Hij wil het. Hij wil maar een paar veranderingen. Hij was al die tijd op reis, daarom hoorde ik maar niets. Ik krijg een voorschot van driehonderd pond.' Hij richtte zich weer op en keek naar de brief. Voordat hij weer begon te lezen zei hij: 'Hij werkt zich niet wat je noemt uit de naad, maar hij neemt het, en het zal goed verkopen. Ik weet zeker dat het goed gaat lopen.'
Toen hij was uitgelezen zwaaide hij met de brief en zei: 'Ik heb het hem geflikt, Connie. Ik ben weer terug.' Zijn gezicht was nu vlak boven het hare en hij boog zich langzaam nog dieper voorover om haar te kussen.
Ze ontweek hem niet. Daar was ook nauwelijks tijd voor, want het was maar een vluchtige, lichte kus, eerder lippen die elkaar beroerden. Hij ging weer zitten en keek haar grijnzend aan. Hij leek een ander mens en hoewel ze zijn ware karakter nooit meer kon vergeten, was ze dankbaar voor zijn blijdschap. Hij zei: 'Vooral om één ding ben ik blij. Nu zie je dat ik het afgelopen jaar echt heb gewerkt en dat ik hier niet heb zitten duimendraaien.' Ze antwoordde: 'Dat heb ik nooit gedacht.'