Ze boog haar hoofd en zei huiverend: 'Zeg dat niet, Peter.'
'Ik kan het je alleen duidelijk maken met een krachtterm. Vertel me... vertel of je echt bij hem bent gebleven voor mij?'
Ze keek hem nu recht in de ogen en antwoordde: 'Nee, niet helemaal.'
'Echt waar?' Zijn stem was zacht.
'Ja. Weet je, hij is niet altijd zo geweest. Hij is... erg onzeker. Dat is hij altijd geweest. Hij had iemand nodig...'
'Hou op! Stop daarmee!' Hij wendde zich van haar af en schudde zijn hoofd alsof hij het beeld van zijn vader dat ze hem probeerde te schetsen wilde kwijtraken. 'Ik weet maar al te goed wat hij nodig heeft. In al die jaren heb ik best leren begrijpen wat hij nodig heeft, of denkt nodig te hebben.' Hij keek haar weer aan en zei nadrukkelijk: 'Daar weet ik alles van.'
Het lag op het puntje van haar tong om te zeggen: 'Dat kun je niet weten. O nee, Petertje, daar kun jij niets van weten.' Haar zoon was net achttien geworden. Natuurlijk kon hij nog niets weten van zijn vaders afwijking. O god, natuurlijk niet. Maar daar durfde ze niet over te beginnen, voor het geval...
Drie jaar eerder had ze nog gedacht dat het over was. Ze was dom genoeg geweest om dat te denken, omdat hij haar op zijn knieën vergiffenis had gesmeekt en haar had bezworen dat het nooit, maar dan ook nooit meer zou gebeuren, dat het voorbij was. Voor een man als Jim was het bijna ondenkbaar om op zijn knieën te gaan voor een vrouw, maar hij had het gedaan. Al had hij nooit troost bij haar gezocht. Hij was nooit naar haar slaapkamer gekomen en had haar nooit meegenomen naar de zijne.
Peter zei: 'Over één ding had hij gelijk. Je had nooit die auto voor me moeten kopen als je zo krap zit.'
'Je had ons niet mogen afluisteren, Peter.' Ze keek hem over haar schouder aan. 'Trouwens, ik zit niet krap.'
'Als we van jouw geld leefden, kan het niet lang meer duren, toch? Luister.' Hij kwam weer tegenover haar staan. 'Denk nou eens een keer aan jezelf. Over twee maanden ga ik studeren. Begin een nieuw leven, ga van hem scheiden. Dat is wat jij moet doen, van hem scheiden.' Hij schudde meewarig zijn hoofd en keek haar aandachtig aan. 'Weet je, jij kunt iedereen krijgen. Dat heb ik al zo vaak gedacht. Waarom heb je hem dan genomen? Je bent nog steeds mooi, maar toen je jong was, achttien, negentien, toen je met hem trouwde moet je...' - hoofdschuddend zocht hij naar het juiste woord - 'beeldschoon zijn geweest.'
Er speelde een beverige glimlach rond haar mond. Ze stak haar hand uit, raakte zijn gezicht aan en zei: 'Het is fijn om dat van iemand te horen, hoewel het niet waar is. Het is zoals jij me ziet. Ik ben zevenendertig, Peter. Ik voel me ook zevenendertig en ik kan me niet voorstellen dat ik me ooit nog jonger zal voelen.'
'Doe niet zo gek.' Hij gaf haar een bijna ruwe duw. 'Luister nou. Doe wat ik zeg en begin opnieuw. Ik heb er de laatste tijd voortdurend aan gedacht en ik zou geen rust hebben wanneer ik weg ben. Ik denk niet dat ik me zal kunnen concentreren als ik weet dat jij hier ongelukkig zit te zijn.'
'Durham is niet zo ver. Je kunt af en toe eens binnenwippen.'
'Maar... ik dacht dat je de flat moest opgeven. Je zei dat...'
'Jawel, ik moet dit verkopen en iets goedkopers zoeken, maar dat zal nog altijd in de stad zijn.'
'Waarom ga je niet eens kijken naar dat huis van oom Harry?'
'O,' haar glimlach werd breder. 'Dat was een mooi verhaal, hè?'
'Zullen we er morgen naartoe rijden en het bekijken?'
Ze draaide zich om, keek hem even aan en knikte: 'Goed, maar het is niets voor ons, voor mij. Het lijkt midden in de wildernis te liggen. Er is vast geen elektriciteit, geen water, geen riolering en ik kan daar toch niet helemaal alleen gaan wonen. Dat weet je toch?'
'Ja, natuurlijk.' Hij knikte instemmend. 'Maar het zal in elk geval een leuk uitstapje zijn. Laten we iets te eten meenemen en er een dagje van maken.'
Ze vertelde hem niet dat ze zelf al van plan was geweest naar het huis te gaan kijken, maar antwoordde: 'Ja, dat lijkt me een goed idee.'
'Afgesproken.' Hij boog voorover, gaf haar een zoen en liet zijn lippen even tegen haar wang rusten. Bij het weggaan wees hij op de deur en zei: 'Ik zou hem maar op slot doen, hij zou nog wel eens binnen kunnen vallen.'
Ze reageerde niet en begon zich langzaam uit te kleden. In welke toestand haar man ook zou thuiskomen, ze hoefde zich niet voor hem op te sluiten. Hij zou misschien tegen haar tekeergaan, maar hij zou niet in haar kamer komen. Tegen Peter had ze al benadrukt dat ze zevenendertig was, en de leeftijdsgrens voor de bevrediging van zijn lusten was achttien, of zover daaronder als hij maar durfde te gaan.
3
'Weet je zeker dat we goed lopen, Peter?'
'Ja, hij zei toch dat het dik twintig minuten was voordat je bij het pad komt.'
'Mij lijkt het al twee uur.' Ze lachte. 'Laat me je helpen de picknickmand te dragen.'
'Nee, het gaat best. Kijk jij maar uit waar je loopt. Het gras is heel glibberig. Gelukkig heb je platte schoenen aan.'