Wanneer ik door het Vondelpark fiets en verliefde stelletjes zie, ben ik jaloers. Net na je dood deed dat heel veel pijn. Nu nog steeds, maar het voelt anders. Ik voel de melancholie, denk weer aan ons op de fiets door Amsterdam. Jij reed, ik zat achterop. Ik hield je vast of leunde tegen je aan. Die warmte, die geborgenheid, alles zonder woorden, was hemels. Ik denk dat ik viel op je sterke en positieve kant. Die maakte je groots en meeslepend en het was heerlijk om daarin mee te mogen gaan, ertegenaan te schurken. Ik had niet veel nodig om gelukkig te zijn. Nog steeds ben ik snel tevreden, en soms zelfs intens gelukkig.
We gaan nooit meer samen fietsen, nooit meer golfen, nooit meer ruziemaken en nooit meer liefhebben. Niet samen naar een diploma-uitreiking, niet samen onze kinderen troosten als ze liefdesverdriet hebben, we staan niet samen bij hun huwelijk, zien niet onze kleinkinderen. Van nu af aan doe ik het allemaal alleen. Zonder jou, zonder degene die mij zo goed kent.
Er zijn zoveel dingen die jij van mij weet, die niemand anders weet. Hoe onzeker ik was over mijn uiterlijk. Hoe ik naar mezelf kon kijken en denken dat daar een dik en lelijk monster stond. Hoe ik de slappe lach kon krijgen die zo kon omslaan in een huilbui en dat ik daar dan bijna niet uit kwam. Hoe ik ’s nachts in bed lag met mijn mond wijd open en mijn been naar jou uitgestrekt, jou met mijn voet moest aanraken en dan meteen als een blok in slaap viel. Hoe gek ik was op stippen, waar jij een hekel aan had, maar dat je me toch in allerlei poses fotografeerde terwijl ik die ‘lelijke’ stippenjurk aan had. Hoe graag ik nog wilde zingen op mijn blote voeten, in een lange jurk met allemaal knappe, donkere mannen om me heen. Hoe mijn droomhuis eruitzag; wit, met veel bloemen, en een zon in de rechterbovenhoek als op een kindertekening. Hoe ik als een klein meisje kon kijken naar de wereld en naar de mensen, soms bang, maar ook blij.
Daar hield jij allemaal van, van dit meisje, van deze vrouw. Jij hebt me laten groeien, door jou mocht ik worden wie ik nu ben. Alles gunde je mij, nooit was je jaloers, jouw liefde heeft mij gevoed en twee ongelooflijk lieve, mooie, vrolijke, innemende en eerlijke kinderen gegeven. Ik zal altijd van je blijven houden, tot aan de maan, tot aan de sterren, tot ik je weer zie.