Misschien is het al in een heel vroeg stadium misgegaan tussen mijn moeder en mij. Toen ik op de toneelschool zat, vond ik thuis op een keer mijn babyboek en daaruit bleek dat ik eigenlijk niet gewenst was. Op de eerste bladzijde had mijn vader iets geschreven als: Wat moet ik hier schrijven? Een verzonnen verhaal over hoe gewenst je was of de waarheid over hoe moeilijk het allemaal was? Mama mocht eigenlijk niet meer zwanger worden, maar werd het toch. Het is niet gemakkelijk geweest, maar uiteindelijk ben je er dan en toen kwam er een hele leuke tijd.
Ik schrok heel erg toen ik dat las. Daar kwam dus mijn gevoel voor drama vandaan: hoeveel ze daarna ook van me gehouden hebben, ik was gewoon negen maanden lang niet gewenst! Het was een klap in mijn gezicht.
Voor mijn gevoel heb ik de emotionele band met mijn moeder al ver voor haar dood verbroken. Ik besloot dat ik me niet meer door haar wilde laten kwetsen. Dat ging gemakkelijk nadat de kinderen er waren. Ze was gek op kinderen en een heel lieve oma voor Merlijn en Vlinder. Nadat zij geboren waren, konden we het over hen hebben en niet meer over ons.
Twee jaar voor haar dood begon mijn moeder te dementeren. Waarschijnlijk gebeurde dat al eerder, maar toen werd het pas duidelijk voor ons. Mijn vader wist het al langer, maar probeerde het voor ons te verbergen. Totdat dat niet meer kon. Ze moest worden opgenomen op een andere afdeling in hetzelfde tehuis. Op dat moment heb ik me niet echt in haar ziektebeeld verdiept. Ik had in die tijd mijn handen vol aan Antonie. Maar ik zag natuurlijk wel dat ze snel achteruitging.
En nu is ze er echt niet meer en nemen we definitief afscheid van haar.
Het is een hectische week. Ik ben veel in Brabant om met mijn broers en zus alles te regelen. Gelukkig neemt Antonie thuis de boel over. Ik ben niet bezig met hoe het met hem gaat; de dood van mijn moeder vraagt nu alle aandacht. Voor zover hij kan, is Antonie lief voor me.
Bij de crematie van mijn moeder houd ik een speech. Dat vind ik moeilijk, maar ik wil het toch graag doen. En ik wil ook eerlijk zijn over onze gecompliceerde relatie. Ik vertel dat we het niet altijd gemakkelijk hebben gehad met elkaar, maar dat ik uiteindelijk heel gelukkig ben met mijn leven en dat ik hoop dat zij trots was op hoe ik het doe. Dit zeg ik terwijl ik een depressieve man heb, over wie ik me in die tijd ontzettend veel zorgen maak. Samen met Merlijn en Vlinder zit hij helemaal vooraan in de zaal en als ik tijdens het speechen naar hem kijk, zie ik niet de Antonie die ik wil zien. Hij kijkt anders uit zijn ogen, heeft een vreemde blik.
Pas twee weken later, op eerste paasdag, komen ineens de tranen. Ik zit met Anique en Anneke, de zus en schoonzus van Antonie, buiten in de zon op een bankje. Voor het eerst vertel ik dat ik het allemaal zo zwaar vind en soms niet meer weet wat ik ermee aan moet. Met Antonie, met ons gezin, met de hele situatie. Ze schrikken allebei, zo kennen ze me niet. ‘Kunnen we je helpen?’ vragen ze.
‘Nee, ik red het wel,’ zeg ik, terwijl ik mijn tranen weer inslik. ‘Ik ben blij dat ik het even uit kan spreken, met jullie kan delen. Het komt wel weer goed.’
Ik schrik ook van mezelf. Ik dacht het allemaal wel in de hand te hebben, maar dat is dus niet zo. Alleen ben ik er nog niet aan toe om er open over te praten. Of om hulp te vragen. Dat kan ik pas als ik het zelf snap. De dingen op een rijtje heb. Zo zit ik nou eenmaal in elkaar: eerst alles zelf doen, daarna praten en de boel analyseren. Als ik het nu zomaar opengooi, verlies ik misschien de controle. Daar ben ik ontzettend bang voor.
Al die jaren wilde ik het zelf oplossen, het zelf uitzoeken. Waarom toch? Had ik zo’n sterke bewijsdrang dat ik moest laten zien dat ik dit prima alleen aankon? Schaamde ik me? Schaamde ik me voor je depressie? Schaamde ik me dat het me maar niet lukte om er samen uit te komen? Vragen die ik mezelf nu stel, toen niet.
Ik denk inderdaad dat ik me schaamde. Niet voor jouw ongelukkig-zijn, hoewel... misschien daarvoor ook een beetje, hoe stom dat ook klinkt. Maar vooral omdat ik je niet kon helpen. God, dat was zo frustrerend. Ik kon het niet. Ik kon je niet begrijpen, niet helpen en niet loslaten.
Antonie heeft nog steeds contact met de psycholoog en vindt de sessies fijn. Sporadisch vertelt hij erover, maar wat hij zegt stelt me niet gerust. Het lijkt alsof de psycholoog aan Antonies lippen hangt. Hij vindt dat Antonie goed bezig is. Ik vraag me af waarmee precies, maar corrigeer mijn gedachten meteen.