Maar zelfs op vakantie met Merlijn kan Antonie het niet opbrengen om gezellig te doen. Achteraf hoor ik van zijn tante dat Antonie eerst Merlijn naar skiles bracht, daarna weer naar bed ging en er pas weer uit kwam om Merlijn op te halen.
Als ze weer thuis zijn, vertelt Antonie mij daar niets van. Hij zegt dat ze het lekker hebben gehad. Hij lacht, maar zijn ogen lachen niet mee; hij praat, maar hij is koud. Hij doet zijn best, dat zie ik wel. Maar toch kan ik het niet aan. Ik word er ook koud van. Ik pantser mezelf door me op mijn werk te storten en leuke dingen te doen. Dat ik me vooral steeds meer bezighoud met mezelf, heb ik wel door, maar ik kan niet anders. Anders ga ik eraan onderdoor. Ik parkeer mijn ongeluk, verstop mijn verdriet en probeer de woede en onmacht om te buigen naar een neutrale, houdbare situatie.
Mijn dagboek:
VRIJDAG 26 FEBRUARI 2010
Maandag moeten we naar de huisarts en de psych. Ik kan zo niet meer door. De schellen zijn deze week wel van mijn ogen gevallen. Antonie is depressief en zit in een vicieuze cirkel. Ik kan hem daar niet meer uit krijgen. Hij wil niet meer, ziet geen toekomst meer, hopeloos. Ziek, dat is-ie, en hij heeft hulp nodig! Ik ben moe en wil dat er iets verandert. Moet ik bidden? Is dat wat ik moet doen? Is dat genoeg? Wat anders? Ik ben bang. Waarvoor? Waarvoor in godsnaam? Om alleen te zijn?
Het spelen in De gelukkige huisvrouw is voor mij heel dubbel. De rol is prachtig en ik geniet, maar het is ook raar: ’s avonds speel ik een getraumatiseerde vrouw die manisch gedrag vertoont, overdag heb ik een depressieve man thuis die het liefst alleen maar in bed ligt. Het theater en thuis zijn twee verschillende werelden, maar zo voelt het nu niet voor mij.
Ik vind het zo moeilijk de deur uit te gaan en niet te weten hoe Antonie de dag met de kinderen doorbrengt. Hij zegt dat zij er niets van merken, maar dat geloof ik niet. Waarom zouden ze niet voelen wat ik voel? Ook al ‘weten’ ze het niet, ik ben ervan overtuigd dat ze er meer van meekrijgen dan wij denken. Zeker Merlijn, die is al elf! Zijn gedrag vind ik de laatste tijd weleens verontrustend. Hij is stil, wat op zich niet gek hoeft te zijn, maar hij wordt ook steeds stugger. Kijkt me niet meer aan als ik hem iets vraag, doet onaardig. Net als Antonie. Wie zegt dat hij zijn vader niet gewoon kopieert?
Je hebt dat altijd ontkend. Maar meende je dat? Geloofde je het zelf? Nu ik terug kijk denk ik dat je het niet wilde zien. Net zoals je niet echt meer wist hoe je Merlijn moest opvoeden, wist je waarschijnlijk ook niet hoe je dit moest aanpakken. Of was je zo met jezelf bezig dat je het echt niet zag?
Als ik een paar maanden heb gespeeld, gaat het niet meer. Hoe zwaar het me allemaal valt merk ik ook aan mijn buik. Ik heb er ontzettend veel last van. De krampen komen steeds vaker terug.
Het is zaterdagochtend 6 maart en in een impuls bel ik een oude vriendin. ‘Ik houd het niet meer vol. Ik ga denk ik bij hem weg.’
‘Wacht even,’ zegt ze direct, ‘hier komt Hans.’ Hans is haar man. Hij is ook een vriend van ons en samen hebben we al veel gesprekken gehad over Antonie.
‘Ik kan niet meer,’ hoor ik mezelf zeggen.
Hans zegt dat hij me begrijpt, maar dat ik niet weg kan gaan als ik zo emotioneel ben en Antonie in deze toestand verkeert. Eerst moet hij uit de depressie komen. Hij zegt dat ik serieus hulp moet zoeken.
Alsof ik dat niet weet. Maar ik begrijp hem wel. En het is goed dat ik er met iemand over praat en dat er iemand luistert. Meestal houd ik het allemaal voor me. Ik volg Hans’ advies op. Maar Antonie móét met iemand praten. Anders… anders ga ik alsnog bij hem weg.
Waarom zei ik niet dat ik zo niet meer wilde leven? We waren denk ik allebei bang; jij dat ik bij je wegging en ik... ook. Natuurlijk dacht ik erover na, maar nooit overwoog ik het serieus. Ik kon het me gewoon niet voorstellen. Ik hield zoveel van je. Maar er was een grens bereikt. Je moest iets doen.
‘Ik wil dat je naar de huisarts gaat,’ zeg ik tegen Antonie. ‘Misschien kun je medicijnen krijgen. Er zal toch wel iets zijn tegen die depressies, al is het maar tijdelijk.’
En zowaar, hij gaat. Hij voelt in ieder geval dat het mij ernst is.
‘Je bent heus niet de enige,’ zeg ik nog. ‘En de huisarts heeft een geheimhoudingsplicht.’ Dat is namelijk ook een reden waarom we zo bang zijn om hierover met anderen te praten. Stel dat er iets van in de bladen terechtkomt. Antonie denkt dat dat schadelijk zal zijn voor zijn carrière.
Zelf praat hij in interviews alleen achteraf over zijn depressies. ‘Het ging een tijdje slecht, maar nu ben ik er weer,’ zegt hij dan stralend. En dus merken de mensen het niet echt op. En luisteren ze naar zijn verhalen over de nieuwe film die uitkomt of de musical waar hij in speelt.
De huisarts geeft hem lichte antidepressiva en adviseert Antonie met een therapeut te gaan praten. Pas maanden later hoor ik dat hij ook gezegd heeft dat hij Antonie graag om de zoveel tijd terug wil zien. Antonie zegt dat hij erover na zal denken, maar dat hij het eigenlijk niet zo ziet zitten. Pillen nemen vindt hij al meer dan genoeg.