‘Nee hoor, we kunnen prima lol maken en tussendoor een beetje werken. We krijgen het heus wel af,’ antwoorden wij.
Het is ontzettend leuk om met Marc-Marie te werken. Antonie begrijpt vaak niet waarover het gaat, maar ik snap zijn humor en hij de mijne. Het was meteen raak tussen ons: we keken elkaar aan, moesten lachen en waren bevriend. Ik weet niet waarom dat is, dat heb je gewoon met sommige mensen. En ik wist ook nu: deze meneer blijft in mijn leven.
Op de Parade spelen is een ontzettend leuke ervaring. Elke avond staan er lange rijen voor de tent en raakt onze voorstelling uitverkocht. Ik speel Emily Bremers met een blonde pruik op, waarmee ik grappig genoeg een beetje op Máxima lijk, van wie we toen voor het eerst iets hoorden.
Merlijn is nu ruim een halfjaar oud en ik ben blij dat ik weer op de planken sta. We spelen een paar avonden per week en alleen in een paar steden, dus het is prima te doen. Antonie komt af en toe langs met Merlijn in een draagdoek en als ik die twee zo zie smelt ik.
Na een heerlijke zomer word ik door Joop van den Ende Theaterproducties gevraagd om het komend seizoen de rol van Miss Casewell te spelen in de toneelvoorstelling The Mousetrap. Het is een mooie rol, maar hoe graag ik ook wil werken, ik wil niet negen maanden onafgebroken spelen. We spreken af dat ik de helft van de periode speel, daarna neemt iemand anders het over.
Antonie is niet alleen blij voor mij dat ik werk heb, hij organiseert het thuis ook allemaal prima. Ik kan gewoon aan de slag en hoef me nergens druk over te maken. Toch blijkt dat vooral voor mij in de praktijk best wennen. Ik heb er aanvankelijk minder vertrouwen in dan ik dacht. ‘Is Merlijn wel in bad geweest?’ vraag ik als ik thuiskom.
‘Nee, daar had ik geen tijd meer voor.’
‘Maar dat moet wel!’
Antonie kijkt me aan. ‘Van wie?’
Ik ga door. ‘Heeft hij wel een schone luier om? En heeft hij goed gegeten?’
Antonie is geïrriteerd. ‘Jezus Isa, als je het allemaal beter weet, dan blijf je toch lekker thuis? Kan je het zelf doen.’
Beschaamd houd ik mijn mond. Hij heeft gelijk. Ik doe het op mijn manier, Antonie op de zijne. En Merlijn is een vrolijk kind, dus is er helemaal niets om me druk over te maken. Bovendien is werken voor mij belangrijk. Het maakt me een leuker mens en daardoor ook een leukere moeder. Maar toch blijft het schuldgevoel aan me knagen.
Er zijn kijkers voor ons huis geweest die een bod doen. We vinden het ontzettend spannend, zou het goed zijn? Het valt ons allebei een beetje tegen, maar Antonie betwijfelt of we wel een beter bod zullen krijgen. Ik stel voor om nog even geduld te hebben. Het is een goede tijd om te verkopen, mensen staan nog net niet in de rij. Uiteindelijk zijn er twee stellen die tegen elkaar opbieden en ons geduld wordt beloond. We verkopen ons huis voor ruim twee keer zoveel geld als wij ervoor betaalden.
In december 1999, na een jaar verbouwen, is het eindelijk zover: we gaan verhuizen. Van het zonnige stadsappartement in bruisend Amsterdam naar een gigantisch huis in een dorpje in de stille polder.
Voor mij is deze overgang heftiger dan voor Antonie. Gewoon even bij iemand langsfietsen en bijkletsen is een van de dingen die ik zal missen. Antonie heeft daar minder behoefte aan en voelt zich in Zevenhoven al snel thuis.
Vlak voor kerst staat er een man bij ons voor de deur met in zijn hand een klein kerstboompje in een pot. Hij stelt zich voor als John, een buurman die een paar honderd meter verderop woont. Wat een ontzettend aardig gebaar! John nodigt ons uit om een keer wat bij hem en zijn vrouw Yolanda te komen drinken. Ze hebben een dochter, Josephine, die een jaar ouder is dan Merlijn, en een zoon, Freddie, die een jaar jonger is.
In deze soms vrij eenzame omgeving zoeken we elkaar regelmatig op. Merlijn en Freddie worden dikke maatjes en wij kunnen het goed vinden met John en Yolanda. Als de kinderen naar school gaan, is het fijn om een vriendin te hebben die zo dichtbij woont. Yo en ik kunnen dagenlang samen doorbrengen en aan één stuk door praten. Over ons bestaan als freelancer – zij schrijft – over kinderen en relaties, over het wonen in de polder. Als Yo en ik ’s ochtends de kinderen naar school hebben gebracht en samen naar huis fietsen, kijken we elkaar vlak voor mijn huis vaak even aan: kopje koffie? Als we allebei niet hoeven te werken, praten we soms door tot we de kinderen ’s middags weer op moeten halen. Vaak willen de jongens dan nog met elkaar spelen en zo gebeurt het regelmatig dat we al weer aan de wijn zitten als John uit zijn werk komt.
‘Blijven jullie eten?’
‘Ja, gezellig. Bij ons of hier?’
Antonie en John kunnen ook bijzonder goed met elkaar opschieten. Het zijn vrijbuiters, die enorm genieten van de rust in de polder en zich het liefst weinig aantrekken van wat anderen van hen denken. John lijkt op een bepaalde manier lak te hebben aan hoe het hoort. Ik zie aan Antonie dat hij hem bewondert. Het is precies waar Antonie mee worstelt, hij wil zich dolgraag niets van anderen aantrekken, maar hij voelt toch vaak de druk van zijn omgeving om aan de verwachtingen te voldoen.