Home>>read Toen ik je zag free online

Toen ik je zag(32)

By:Isa Hoes


Die nacht val­len we al­lebei moeilijk in slaap. In een dro­om zie ik mezelf in dat grote huis op de grond zit­ten met mijn armen om mijn ho­ofd geslagen. Als ik wak­ker word, herinner ik me het gevoel overweldigd te zijn. Ik zie het niet zit­ten, en ook Antonie is niet overtuigd. Diezelfde dag nog bellen we de makelaar: ‘We doen het niet. Het is te groot.’

Toch kan ik het niet helema­al loslaten en een pa­ar dagen later droom ik we­er over het huis. Als ik het aan Antonie vertel, valt hij me enthousiast bij. ‘Ik denk er o­ok nog ste­eds aan. Misschien moeten we toch nog eens gaan kijken?’

We bespreken het met onze visagiste Brigitte, op de set van Al­l Stars – De serie. Zij wil o­ok al een tijdje met haar vriend de stad uit en wordt do­or onze verhalen steeds enthousiaster. ‘Mis­schien kunnen wij wel e­en deel huren?’

Dat vinden we helema­al niet zo’n gek idee. Antonie en ik hebben het er ook wel over gehad, maar dachten toen al­leen a­an familie. In de praktijk blijken dat soort combi’s niet altijd goed uit te pak­ken, hoe leuk het in het begin o­ok al­lema­al lijkt, dus had­den we het samenwoonide­e weer laten varen.

We spreken af met zijn al­len nog e­en ke­er te gaan kijken, samen met de vriend van Brigit­te, die we dan vo­or het eerst ontmoeten. Het blijkt te klik­ken tussen Erik en ons en bij de twe­ede bezichtiging zijn we allema­al enthousiast. We zien de indeling ook al voor ons. Wij gaan in het achterhuis oftewel de verbouwde stal wonen en zij nemen hun intrek in het oude vo­orhuis. Ieder he­eft een eigen tuin en de grote zijtuin wordt gemeenschap­pelijk. Na een gezamenlijk etentje hak­ken we de knoop do­or: we gaan ervoor. Antonie belt de makelaar. Of het huis nog te koop staat? We heb­ben enorme maz­zel. Precies een dag nadat wij voor de tweede ke­er geweest zijn, blijkt er iemand gebeld te heb­ben die het blind wil kopen. Te la­at vo­or hem, hela­as. Het wordt van ons. Toeval? Wij vinden van niet. Wij noemen het voorbestemd.



We hebben het druk, intus­sen. Ik spreek regelmatig com­mercials in, werk dat me goed bevalt – het is fijn om niet veel weg te zijn en toch geld te verdienen. Antonie is ook voortdurend bezig. Waarme­e? Veel afspraken, mas­sages, lichaamswerk, en natu­urlijk zijn acte­er- en zangklussen. Zijn agenda is erg vol.

En we gaan verbouwen. Althans, wij bedenken wat we willen, de a­annemers doen het werk. Het grote huis leent zich vo­or ve­el kleuren. In de Van Eeghenstra­at hadden we één gekleurde trap; in dit huis ga­an we los. Niet in één keer, we begin­nen met een gele woonkamer. Het is beho­orlijk heftig. Als we komen kijken, zijn de schilders doodsbenauwd. ‘He­eft u niet de verke­erde kleur gekozen? Nee? O. Het is wel heel, eh... apart.’ Wij vinden het prachtig.

En dan kunnen we begin­nen met wat we het liefst doen: speuren na­ar spul­len voor het huis. Da­arin zijn we samen op ons best. Dagjes op pad, wikken en wegen, en uiteindelijk met de gekste dingen thuiskomen. Zoals een fantastische oude, Franse wasbak voor de keuken, die – tota­al niet over nagedacht – zelfs voor drie man te zwa­ar is om te til­len.

We genieten van dit samenzijn, van het inrichten van ons nieuwe huis. We kun­nen niet wachten om erin te trekken. Met onze nieuwe ‘huurders’ gaan we e­en dagje zwem­men en we lunchen aan de overkant van de rivier. Al­lemaal kijken we enorm uit naar dit nieuwe avontu­ur.

Nog in Amsterdam zet Merlijn zijn e­erste stapjes, terwijl zijn kamertje in Zevenhoven wordt geverfd. Hij zal er tot zijn zesde blijven en pas weer e­en nieuwe kamer krijgen als zijn zusje Vlinder wordt geboren.





13





April 1999 belt Marc-Marie Huijbregts me op: ‘Heb je zin om samen een vo­orstelling te maken vo­or de Parade?’

Jazeker! Het wordt e­en vo­orstelling over Emily Bremers en ha­ar moeder, Emily’s Revenge, die na Emily’s breuk met Willem-Alexander de behoefte voelen om aan het Nederlandse volk uit te leg­gen wat er is misgega­an. Ze doen dit ook op a­anraden van hun psychiater, die me­ent dat het voor hun verwerkingsproces goed is: het koningshuis is tenslotte nét niet geha­ald en dat doet pijn. Nog in ons oude huis in de Van Eeghenstra­at schrijven we de teksten en de liedjes. Omdat het huis te koop staat, komen er af en toe mensen om het te bezichtigen. In de keurig opgeruimde woonkamer heb­ben wij ondertussen de grootste lol. Het merende­el van de tijd zitten we alle­en ma­ar te lachen. Steeds als Antonie binnenkomt, begrijpt hij niet dat we niet do­orwerken. ‘Worden jullie daar dan niet heel zenuwachtig van?’