Eind juli gaan we nog even op vakantie, naar een huis in Spanje. Ik geniet van de zon, de zee, de rust en mijn groeiende buik. Maar Antonie slaapt slecht. Steeds vaker gaat hij ’s nachts zwemmen. Angsthaas die ik ben, zeg ik tegen hem dat ik dat niet prettig vind. Antonie bezweert me dat ik me geen zorgen hoef te maken, hij vindt het juist fijn in het donker, voelt zich dan vrij. Overdag lijkt alles goed te gaan, maar de nachten maken me onrustig. Niet weten of hij wel naast me ligt als ik wakker word vind ik vervelend. Maar omdat Antonie zich er zo goed bij lijkt te voelen laat ik het maar gebeuren. Slecht slapen hoort bij hem, zegt hij, als kind had hij al slaapproblemen. Dat is waar, toen ik hem leerde kennen sliep hij ook al slecht. Ik laat me weer geruststellen.
Ik zag mezelf altijd als het ‘bange burgermeisje’ en jou als de ‘vrije intellectueel’. Wat mijn instinct, mijn voelsprieten me ingaven interpreteerde ik als iets negatiefs van mezelf. Ik haalde mezelf onderuit. Ik viel natuurlijk niet voor niets op jou. Jij stond voor alles waar ik van droomde, maar wat ik zelf niet durfde. Jij deed wat ik diep in mijn hart ook wilde. Maar ik was bang. Dat het mij toch niet zou lukken, dat ik het niet kon. Ik ben lang een vlindertje in een cocon geweest. Jij en ik waren allebei laatbloeiers, heb ik lang gedacht, maar ik had het mis. Ik was de laatbloeier. Jij niet. Jij was al snel uitgebloeid.
Op een nacht escaleert het. Antonie slaat door. Alles wat zwart is, is slecht; alleen het witte, het lichte is goed. Ik ga altijd een heel eind met hem mee, maar die ochtend schrik ik echt. Antonie heeft alle zwarte en donkere dingen uit huis gehaald en weggegooid. ‘Dat moest.’ Hij raaskalt, maar nog geen twee zinnen later is hij weer de ‘normale’ Antonie en zegt hij weer begrijpelijke dingen. Waardoor ik het idee heb dat het misschien toch meevalt.
De bevalling nadert en ik heb het gevoel dat ik voor Antonie moet zorgen in plaats van dat hij voor mij zorgt. Hij is soms zo onzeker en bang. Ik trek het eigenlijk niet, maar ik weet niet goed wat te doen. We zijn zo bekend, ik ben bang dat er iets in de pers zal komen. Onze familie is inmiddels behoorlijk op de achtergrond geraakt. We leven steeds teruggetrokkener, alleen bij de vrienden met wie we in Spanje zijn geweest voelen we ons nog thuis. Maar zelfs dat voelt nu niet goed meer. Waardoor het precies komt weet ik niet, misschien is het de zwangerschap, maar ik voel dat het anders moet. Ik wil weg. Weg van die vrienden, weg van iedereen. Ik wil helemaal opnieuw beginnen, ons gezinnetje starten met een gezonde en gelukkige man.
Dat ik totaal de verkeerde kant op dacht had ik helemaal niet door. Ik leefde in een roes, mijn eigen angst voor de bevalling kon ik bij niemand kwijt. Het ging alleen over jou, over jouw angsten, jouw paniek. Zo ging het bij ons: ik zette mijn eigen gevoelens opzij voor de jouwe. Zelfs toen ik zwanger was.
11
Ik wil graag thuis bevallen en kies voor een onderwaterbevalling. Het lijkt me fantastisch als de baby via het warme, zachte water geleidelijk in de wereld komt. Ik hoop alleen dat het gaat lukken, met al die spanningen.
Als het zover is, staat alles klaar voor het grote moment. Het bad is gevuld, de kamer sfeervol verlicht, muziekjes bij de hand. Maar de weeën zetten niet door. De verloskundige komt af en toe kijken en constateert uiteindelijk vier centimeter ontsluiting – zo weinig pas?! Ze zegt dat ik nog een paar uur heb, maar als er dan niets gebeurt moet ik naar het ziekenhuis. Dat werkt averechts. Als ze me na een paar te rustige uren weer controleert, kijkt ze me bijna opgelucht aan. Ik weet het al, ze hoeft niets te zeggen. Antonie pakt mijn spullen en we gaan naar het ziekenhuis.
Daar aangekomen blijven de weeën nog steeds uit en krijg ik ongevraagd een spuitje waardoor ik rustig word. Waarschijnlijk denken ze bij zichzelf dat de bevalling van dat bekende vrouwtje geen toestanden kan gebruiken. Dat gevoel kreeg ik thuis ook al van de verloskundige. De bevalling van een bekende Nederlander die niet vlotjes verloopt, daar moet je niet bij betrokken zijn... of ben ik paranoïde aan het worden? Ik weet dat ik moet bevallen, maar het liefst wil ik dat iedereen oplazert. Wie zegt dat mijn kind niet nog een dagje wil wachten? Waarom nu? Antonie zit naast me, maar hij is niet echt bij me. Hij is in zijn eigen wereld, net als ik.
Ik val in slaap en als ik een paar uur later wakker word, komen de weeën weer langzaam op gang. Ik lig aan een monitor die ook het hartje van de baby in de gaten houdt. Shift na shift zie ik voorbijkomen. ‘Hallo, mag ik me even voorstellen, ik ben…’ Het interesseert me allemaal geen zier. Zou ik nou de eerste vrouw zijn die niet kan baren? Je weet het niet...