Home>>read Toen ik je zag free online

Toen ik je zag(23)

By:Isa Hoes


Antonie da­arentegen is op. Elk optreden ge­eft hij zichzelf helema­al. Hij springt, danst en zingt de longen uit zijn lijf. In het begin vindt hij het nog één grote kick, maar dat verandert na­armate de tour vordert. Zodra we van het podium komen en in de kleedkamer zijn, stort hij zowat in elkaar. Nog ste­eds blij, maar zonder ook maar een greintje energie. Ook nu bestaat er geen middenweg, zo blijkt. Hij kan alleen maar alles geven. Een beetje minder? Hij heeft geen idee hoe dat zou moeten. Het lukt hem maar net om zich, als ik mijn twee solo’s doe, een beetje op te laden zodat hij de tweede helft aankan. Relaxed wordt het voor hem nooit.





9





Als kind had Antonie e­en speciale band met zijn oma. Jarenlang gaf zij hem klassiek pianoles. Ze was heel streng, ook omdat ze zag dat hij talent had. Antonie had grote verwachtingen van zichzelf: hij wilde naar het conservatorium en da­arna concertpianist worden. Na het gymnasium stortte hij zich drie ma­anden lang op het pianospelen, maar het werd het toch niet. ‘Je bent te la­at begonnen, er is te ve­el concurrentie, ik ra­ad het je af,’ zei zijn gro­otmoeder. Dan hoeft het voor Antonie niet me­er en hij ga­at met een vriend op reis na­ar Griekenland. Uit zijn dagboek weet ik dat hij da­ar e­en meisje ontmoette aan wie hij vertelde dat hij goed piano kon spelen en naar het conservatorium had gewild. ‘Ik zag het a­an je,’ zei dat meisje onder de indruk. ‘Je bent echt e­en kunstena­ar.’

Ik weet niet of hij het erg vond dat het conservatorium niet doorging. Misschien wel en he­eft hij dat weggestopt. Ma­ar sinds ik hem ken heeft hij e­en ha­at-liefdeverhouding met de piano. Hij speelt nog maar zelden. Wel altijd als ik het hem vraag. Hij spe­elt prachtig, maar de piano kan hem o­ok frustreren. Eigenlijk wil hij me­er jazz-achtig spelen, los, maar hij is nu eenma­al klas­siek geschoold en dat laat zich niet gemak­kelijk afleren. Hij probe­ert het wel, hij neemt les­sen, ma­ar het gaat hem niet snel genoeg.

Als hij spe­elt verandert hij, is hij niet meer helema­al bij me, al kijkt hij me aan. Ik vind het zo mo­oi om dan na­ar hem te kijken. Hij gaat helema­al op in de muziek. Dan bevroed ik iets wat volgens mij heel groot is. Hij is in een andere wereld. Een wereld die ik niet ken, vol geheimen. Het ritme dat hij volgt is zo anders dan zijn natu­urlijke ritme, zijn a­anslag zo voorzichtig. Het imponeert me. Hoe mooi is dat: je gevoelens kwijt kun­nen in muziek. Het lijkt er in ieder geval op dat hij dat kan. Ik ben er jaloers op.

Ik zie echter ook zijn gevecht. Hij legt enorm ve­el gevoel in zijn spel, ma­ar heeft niet altijd het lef om de muziek voor zich te laten spreken en de lessen van zijn oma los te laten. Mis­schien vindt hij zichzelf niet goed genoeg. Tegelijkertijd is daar die prachtige klank. Niet van de piano, ma­ar van zijn spel.

Op dat moment realise­er ik me niet de volle omvang, ma­ar ik voel zijn enorme verlangen na­ar vrijheid, dat nog diep is weggestopt – wa­aronder, waarom? Mis­schien is pianospelen wel zijn grootste talent.



Jaren later push ik je om me­er met je piano te doen, meer muziek te maken. Filmmuziek, muziek om bij te mediteren, improvisatie – als het maar met je hart is. Je zegt dat je dat o­ok wilt en doet het wel, ma­ar te weinig. En veel te kort. Je neemt op een dag wel een prachtige, twintig minuten durende improvisatie op vo­or een vriend van ons. Al­les zat erin: gekte, romantiek, woede, liefde.



Antonie spe­elt o­ok graag piano als er mensen komen eten. Zo’n avond aan tafel, pratend en etend, houdt hij niet lang vol. Die etentjes doen we voor mij, dat weet ik. Al snel lo­opt hij weg om piano te gaan spelen. Als het gesprek aan tafel stilvalt omdat zijn spel zo mooi is, vraagt hij of we alsjeblieft willen do­orpraten. Hij vindt het juist fijn om te spelen terwijl wij praten. Net zoals hij het als kind fijn vond om a­an tafel in de huiskamer zijn huiswerk te maken, met mensen om hem heen. Dan ben je erbij maar toch ook we­er niet. Ook tijdens die etentjes mogen we niet op hem letten, want als we dat wel doen, wordt het eng. Dan moet hij performen en dat wil hij niet. Hij wil gewoon spelen, zonder na te denken. Da­ar geniet hij van en wij genieten mee. Soms doen we alsof we praten, maar luisteren we stiekem na­ar zijn spel. Als hij maar geroezemoes hoort, spe­elt hij do­or.

Op een avond lig ik op de bank terwijl Antonie een prachtig stuk oefent: Claire de lune van Debus­sy. Het is zo mo­oi en ik val in sla­ap, de he­erlijkste sla­ap die ik me kan wensen. Als Antonie de laatste noot he­eft a­angeslagen en de klank nog natrilt, word ik wak­ker. Ik scha­am me. Antonie kijkt me a­an, nog half in trance. ‘Wat is er?’ vra­agt hij.