Thriller
HET NIEUWE LEVEN VAN JAMES PENNEY
Het proces dat van James Penney een volledig ander mens maakte, begon dertien jaar geleden op een maandag halverwege juni om één uur ’s middags in Laney, Californië. Op het heetst van de dag, in de heetste tijd van het jaar, in het heetste deel van het land. Het stadje ligt laag langs de weg van Mojave naar L.A. In het westen is het massieve zuidelijke deel van de Coastal Mountain Range te zien. In het oosten vervaagt de Mojave Desert in een heiig niets. Er gebeurt erg weinig in Laney. Na die maandag halverwege juni dertien jaar geleden gebeurde er nog veel minder.
Er was maar één fabriek in Laney. Een ruim aangelegd complex, verweerde metalen gevels, gebouwd in de jaren zestig. Kantoren aan de noordkant, in de schaduw. Op de begane grond het voetvolk. Daar vond het klerkenwerk plaats. Rekeningen schrijven en boekhouden en mensen opbellen. De eerste verdieping was voor de maatkostuums. Managers. Op de hoek rechts was vroeger het kantoor van de personeelschef. Nu zetelde daar Human Resources. Dezelfde vent, een ander bordje op zijn deur.
Buiten die deur bevond zich in de lange gang op de eerste verdieping een rij stoelen. De secretaresse van de Manager Human Resources had ze bij elkaar gescharreld en daar die maandagochtend neergezet. De rij stoelen was bezet door een groep mannen en vrouwen. Ze zwegen. Om de vijf minuten werd degene die vooraan zat het kantoor binnengeroepen. De rest schoof dan een plaatsje op. Ze zeiden niets. Er viel niets te zeggen. Ze wisten wat er gebeurde.
Even voor enen schoof James Penney één plaats door naar het begin van de rij. Hij wachtte vijf lange minuten en stond op toen zijn naam werd afgeroepen. Stapte het kantoor in. Sloot de deur achter zich. De Manager Human Resources heette Odell. Odell was de luiers nog maar net ontgroeid toen James Penney in de fabriek in Laney was begonnen.
‘James Penney,’ zei Odell.
Penney zei niets, maar ging zitten en knikte behoedzaam.
‘We willen graag iets met je bespreken,’ zei Odell.
Penney haalde zijn schouders op. Hij wist wat er zou komen. Hij had de geruchten gehoord, net als iedereen.
‘Hou het kort, oké?’ zei hij.
Odell knikte. ‘Je gaat eruit.’
‘Voor de zomer?’ vroeg Penney.
Odell schudde zijn hoofd.
‘Voorgoed,’ zei hij.
Het duurde even voordat het tot Penney doordrong. Hij had geweten dat die woorden zouden komen, maar ze klonken desondanks onwerkelijk.
‘Waarom?’ vroeg hij.
Odell haalde zijn schouders op. Hij keek niet alsof hij hier plezier in had. Maar aan de andere kant keek hij nu ook weer niet alsof hij het vreselijk vond.
‘Afslanken,’ zei hij. ‘Geen alternatief. De enige kant die we op kunnen.’
‘Waarom?’ vroeg Penney opnieuw.
Odell leunde achterover en vouwde zijn handen achter zijn hoofd. Begon aan de speech die hij die dag al vele malen had gehouden.
‘We moeten bezuinigen,’ zei hij. ‘We zijn een bedrijf met hoge kosten. Smalle marges. Krimpende markt. Dat weet je.’
Penney staarde voor zich uit en luisterde naar de stilte die vanaf de fabrieksvloer omhoog steeg. ‘Dus jullie sluiten de fabriek?’
Odell schudde opnieuw zijn hoofd. ‘We gaan afslanken, meer niet. De fabriek blijft open. Er is nog wat onderhoud. Reparaties, revisies. Maar niet meer zoals het was.’
‘De fabriek blijft open?’ zei Penney. ‘Maar waarom vlieg ik eruit dan?’
Odell ging verzitten. Haalde zijn handen achter zijn hoofd weg en vouwde zijn armen afwerend voor zijn borst. Hij begon nu aan het lastige deel van het gesprek.
‘Het is een kwestie van de juiste mix van vakmanschap,’ zei hij. ‘We hebben een team moeten maken met de juiste samenstelling. We hebben lang nagedacht voordat we besluiten hebben genomen. En ik ben bang dat jij het niet hebt gehaald.’
‘Wat is er mis met mijn vakmanschap?’ vroeg Penney. ‘Ik kan wel wat. Ik heb hier zeventien jaar gewerkt. Wat is er verdomme mis met mijn vakmanschap?’
‘Helemaal niets,’ zei Odell. ‘Maar andere mensen kunnen meer. We moeten naar het hele plaatje kijken. Wat er hier nog overblijft, is een minimale ploeg mensen, dus we moeten kiezen op de beste vaardigheden, mensen die snel leren, mensen met weinig verzuim, je weet wel hoe dat gaat.’
‘Verzuim?’ zei Penney. ‘Wat is er mis met mijn verzuim? Ik heb hier zeventien jaar gewerkt. Wou u zeggen dat ik niet hard werk?’
Odell tikte op de bruine dossiermap die voor hem lag.
‘Je bent vaak ziek geweest,’ zei hij. ‘Ziekteverzuim iets boven de acht procent.’
Penney keek hem verbouwereerd aan.
‘Ziek?’ zei hij. ‘Ik was niet ziek. Dat was posttraumatisch. Vietnam.’