‘Over het kwaad.’
‘Dat is één van de benamingen die je het kunt geven.’ Hij wees naar het dossier. ‘Anna wist er alles van. Na de dood van haar man heeft ze haar baan opgegeven en is ze weer gaan studeren om bevoegd therapeut te worden. Zij probeerde het kwaad te bestrijden door met de familieleden van de slachtoffers te werken. Wij hebben haar de kans geboden nog effectiever te zijn door een hele generatie opnieuw vorm te geven. Niet alleen als therapeut, maar ook als verkenner. Dankzij haar contacten bij de Kinderbescherming en andere overheidsinstanties was ze in staat in het hele land geschikte kinderen op te sporen.’
‘Door achter allerlei moordzaken aan te gaan? Door haar vizier te richten op de overlevenden?’
‘We hebben een dergelijk gesprek al eens gevoerd, Maura. Ik weet dat jij het afkeurt.’
‘Omdat het riekt naar rekrutering voor jullie doeleinden.’
‘Je hebt gezien hoe Julian hier is opgebloeid. Durf jij nog steeds te beweren dat deze school niet goed voor hem is?’
Ze gaf geen antwoord, omdat ze er niets tegenin kon brengen. Evensong was ideaal voor Julian. Hij was hier pas een paar maanden, maar was fysiek en mentaal al gegroeid.
‘Anna wist dat hij het hier goed zou doen,’ zei Sansone. ‘Als we alleen naar zijn schooldossier uit Wyoming hadden gekeken, zou geen van ons hem als een geschikte kandidaat hebben beschouwd. Hij haalde alleen maar onvoldoendes, was voortdurend betrokken bij vechtpartijen, had zich schuldig gemaakt aan allerlei vergrijpen. Maar Anna zag in dat hij een survivor was. Ze wist dat hij jou in die bergen in leven had gehouden om geen andere reden dan menslievendheid. Zo wist ze dat hij een leerling was die bij ons past.’
‘Het was dus háár beslissing?’
‘Anna’s goedkeuring was de doorslaggevende factor. De helft van de leerlingen die je hier ziet, is door haar gekozen.’ Hij zweeg even en voegde er toen aan toe: ‘Inclusief Claire Ward en Will Yablonski.’
Ze nam de tijd om daarover na te denken. Ze dacht aan het gesprek dat zij en Jane met Anna hadden gehad over deze drie kinderen, over de vraag of ze iets met elkaar te maken hadden. Anna had gezegd dat het toeval moest zijn, dat ze er niets achter moesten zoeken. Maar op de dag dat Anna was gestorven, had ze de dossiers van diezelfde drie kinderen zitten lezen.
Het was zo stil in de bibliotheek dat Maura haar eigen hartslag kon horen. De stilte verveelvoudigde het geluid van naderende voetstappen. Ze keek opzij toen er vier gedaanten uit de duisternis kwamen en in de lichtcirkel bleven staan.
‘We moeten met u praten,’ zei Julian. Naast hem stonden drie medescholieren. Het drietal in kwestie. Will, Teddy en Claire. Het door tragedies achtervolgde trio.
Alhoewel het bijna elf uur was en deze kinderen in bed hadden moeten liggen, keek Sansone hen aan met hetzelfde respect dat hij volwassenen toonde. ‘Zit je ergens mee, Julian?’ vroeg hij.
‘De Jakhalzen hebben vanochtend een vergadering belegd over dr. Welliver,’ zei de jongen. ‘En deze drie leden hebben sindsdien een aanwijzing gevonden, maar we hebben uw hulp nodig voor verder onderzoek.’
Maura zuchtte. ‘Julian, ik weet dat jullie willen helpen, maar het is al laat. Meneer Sansone en ik moeten –’
Claire viel haar in de rede. ‘We willen onze dossiers lezen. We willen weten wat voor informatie de politie heeft over ons en onze ouders. We willen alle rapporten lezen.’
‘Daar beschik ik niet over, Claire.’
‘Maar u kunt er makkelijk aankomen. U of rechercheur Rizzoli.’
‘Die informatie is niet beschikbaar voor derden, omdat het om lopende zaken gaat.’
‘Wij zijn geen derden,’ zei Claire. ‘Deze onderzoeken gaan over ons, over ons leven. We hebben er recht op.’
‘Ja, en als jullie volwassen zijn, krijgen jullie die informatie ook. Maar voorlopig zijn dit officiële documenten waarin details staan die jullie nu misschien nog niet kunnen bevatten.’
‘Omdat we te jong zijn voor de waarheid? Is dat wat u daarmee eigenlijk wilt zeggen? Dat kinderen van dertien zoiets niet aankunnen? Dat klinkt alsof u geen flauw idee hebt wie we zijn en wat we allemaal hebben doorstaan.’
‘Jawel, Claire, ik weet wat jullie hebben doorstaan,’ zei Maura rustig. ‘En ik begrijp het heel goed.’
‘O ja? Wat weet u over mij? Het meisje dat in haar hoofd is geschoten. Dat is wat u over mij weet, maar u hebt geen idee wat het inhoudt. Hoe het is om in het ziekenhuis te ontwaken en je niet te herinneren hoe je daar terecht bent gekomen. Niet te weten dat je vader en moeder dood zijn. Te moeten leven met het gevoel dat je nooit meer in staat zult zijn een heel boek te lezen, een hele nacht door te slapen of zelfs maar een gedachte te kunnen uitwerken.’ Ze drukte haar hand tegen haar hoofd. ‘De man die op mij heeft geschoten, heeft mijn hele leven verpest. Ik zal nooit meer net zo zijn als alle andere mensen. Ik zal altijd raar blijven. Een buitenbeentje. Zeg dus niet dat u weet wie en wat ik ben.’