Hij knikte. ‘Iedereen heeft nare gewoonten. Ik praat bijvoorbeeld veel te veel over kometen.’
‘Hou daar dan mee op.’
‘Zullen we afspreken dat we allebei ons leven zullen beteren?’
‘Mij best.’ Langzaam sloeg ze de pagina’s van het fotoalbum om en zag nog meer foto’s van haar knappe vader, in verschillende situaties. Met vrienden aan het picknicken in een bos. In een zwembroek op een strand met palmbomen. Daarna een foto van haar vader en moeder samen, arm in arm, poserend voor het Colosseum.
‘Dat is mijn moeder,’ zei ze zachtjes. Ze streek met haar wijsvinger over de foto. Opeens kwam de geur van de zijden sjaal uit de nevel van verloren herinneringen naar boven en rook ze haar moeders haar en voelde ze haar handen op haar wangen.
‘Je lijkt op haar,’ zei Will peinzend. ‘Ze was erg mooi.’
Ja, ze was mooi en mijn vader was knap, dacht Claire, vol heimwee naar haar ouders starend. Ze dachten vast dat de hele wereld aan hun voeten lag toen ze voor deze foto poseerden. Ze waren een knap stel en hadden hun hele leven nog voor zich. En ze woonden in Rome. Zouden ze er ooit aan gedacht hebben, zouden ze zich ook maar een seconde hebben kunnen voorstellen, dat hun toekomst zo abrupt zou eindigen?
‘Deze foto is van negentien jaar geleden,’ zei Will toen hij de datum zag die Claire’s moeder erbij had gezet.
‘Ze waren pas getrouwd. Mijn vader werkte als attaché op de ambassade.’
‘In Rome? Cool. Ben jij daar geboren?’
‘Op mijn geboorteakte staat dat ik in Virginia ben geboren. Ik denk dat mijn moeder voor de bevalling naar huis is gegaan.’
Ze sloegen de pagina’s om en zagen nog meer foto’s van hetzelfde knappe stel, glimlachend aan een diner, champagneglazen heffend op een cocktailparty, wuivend op een motorboot. Het was la dolce vita, had haar moeder altijd gezegd. Een heerlijk leventje. En dat was duidelijk te zien op deze foto’s, die een getuigenis waren van een eindeloze reeks uitjes met collega’s en vrienden. Wat natuurlijk het karakteristieke is van fotoalbums. Daarin bewaar je de mooiste momenten van je leven. De momenten die je je altijd wilt herinneren, niet de momenten die je wilde vergeten.
‘Dat ben jij zeker,’ zei Will.
Het was een foto van Claire’s moeder die glimlachend in een ziekenhuisbed zat met een baby in haar armen. Ze keek naar de datum die onder de foto stond en zei: ‘Ja, dat is de dag waarop ik ben geboren. Mijn moeder zei dat het allemaal heel snel was gegaan. Dat ik zo’n haast had om op de wereld te komen, dat ze maar nét op tijd het ziekenhuis bereikte.’
Will lachte. ‘En zo ben je nog steeds. Je wilt altijd weg, ergens naartoe.’
Ze sloeg de pagina’s om. Allemaal babyfoto’s waar ze niets aan had. Claire in een wandelwagentje. In een kinderstoel. Met een flesje in haar handen. Het hielp haar niet zich iets te herinneren omdat al deze foto’s waren genomen voordat ze in staat was geweest herinneringen vast te leggen. Het had net zo goed het album van een ander kind kunnen zijn.
Ze kwam bij de laatste pagina. Op de laatste twee foto’s stond ze niet. Het waren foto’s van alweer een cocktailparty met glimlachende mensen met glazen in hun hand. Dat was de last die je als diplomatenvrouw moest dragen, zei haar moeder altijd gekscherend. Blijven lachen en blijven schenken. Claire wilde het album dichtdoen toen Will opeens zijn hand op de hare legde.
‘Wacht even,’ zei hij. ‘Deze foto.’
‘Wat is ermee?’
Hij trok het album op zijn schoot en boog zich eroverheen om een van de twee foto’s van de cocktailparty te bestuderen. Op de foto stond de vader van Claire met een cocktailglas in zijn hand, lachend om iets wat een andere man zei. Onder de foto stond met de hand geschreven: 4TH OF JULY. HAPPY BIRTHDAY, USA!
‘Deze vrouw,’ zei Will. Hij wees naar een slanke brunette die rechts van Erskine Ward stond. Ze was gekleed in een laag uitgesneden groene japon met een gouden ceintuur en keek naar Claire’s vader met een blik waar onverholen bewondering uit sprak. ‘Weet je wie dat is?’ vroeg hij.
‘Zou ik dat moeten weten?’
‘Kijk nou even. Probeer je te herinneren of je haar ooit hebt gezien.’
Hoe langer ze keek, hoe bekender de vrouw haar voorkwam, maar het was een ongrijpbare herinnering en ze was niet zeker van haar zaak. Misschien was het een herinnering die niet eens bestond maar die ze probeerde te forceren. ‘Ik weet het niet,’ zei ze. ‘Waarom is het zo belangrijk?’
‘Omdat ik haar ken.’
Ze fronste. ‘Hoe kun jij die vrouw nu kennen? Dit is mijn fotoalbum.’
‘En dat,’ zei hij, terwijl hij naar de vrouw op de foto wees, ‘is mijn moeder.’