Ze zette hem voorzichtig op haar nachtkastje en haalde de andere voorwerpen uit de doos. Een fluwelen tasje met een koordsluiting dat de sieraden van haar moeder bevatte. De paspoorten van haar ouders. Een zijden sjaal die nog naar haar parfum rook, een frisse citroenachtige geur. En helemaal onderin twee fotoalbums.
Ze haalde ze uit de doos en legde ze op haar schoot. Je kon zien welke de nieuwste was, want daarin waren achterin nog een paar pagina’s vrij. Ze deed die het eerst open en de eerste foto die ze zag, was van haar eigen lachende gezicht. Ze stond voor de ingang van Disney World, gekleed in een wijde gele jurk, en had een ballon in haar hand. Ze kon zich die jurk niet herinneren en ook niet dat ze naar Disney World was geweest. Hoe oud was ze hier? Drie? Vier? Ze kon kinderleeftijden nooit goed schatten. Als deze foto niet had bestaan, zou ze nooit geweten hebben dat ze in het Magic Kingdom was geweest.
Alweer een verloren herinnering, dacht ze. Ze had zin om de pagina uit het album te scheuren en de foto te versnipperen. Als ze het zich niet kon herinneren, kon het net zo goed nooit gebeurd zijn. Dit album was een boek vol leugens, de kinderjaren van een ander meisje, de herinneringen van een ander kind.
‘Mag ik binnenkomen, Claire?’ Will stond voor de open deur. Hij keek alsof hij niet over de drempel durfde te stappen. Bedeesd stond hij op de gang, met zijn hoofd tussen zijn schouders, alsof hij bang was dat ze met iets zou gaan gooien.
‘Maakt mij niet uit,’ zei ze. Het was bedoeld als een uitnodiging en toen hij zich terugtrok, riep ze: ‘Hé, waarom loop je nou weg? Wil je mijn kamer niet zien?’
Nu kwam hij binnen, maar weer bleef hij aarzelend staan. Hij keek nerveus naar de boekenplanken, de bureaus en de kaptafels. Hij keek naar alles, behalve naar de bedden, alsof hij bang was dat ze hem zouden bijten.
‘Mijn kamergenoten zijn bezig hun koffers te pakken voor het schoolreisje,’ zei hij. ‘Ik vind het erg jammer dat we niet mee mogen naar Quebec.’
‘Wie wil er nou uren in een bus zitten. Ik blijf liever hier,’ zei ze, al was dat niet waar. Zij vond het ook waardeloos dat ze moesten achterblijven. Ze sloeg een pagina om in het album en zag weer een foto van zichzelf, ditmaal zat ze op een neerslachtig ogende pony en had ze een cowboyhoed op.
‘Ben jij dat?’ Hij lachte. ‘Wat was je een schattige kleuter.’
Met een klap sloeg ze het album dicht. ‘Ik doe alleen maar research, omdat het moet van Julian.’
‘Ik ook.’ Hij haalde een opgevouwen vel papier uit zijn zak. ‘Ik ben een tijdlijn van onze levens aan het maken. Alles wat jou, mij en Teddy is overkomen, om te zien of er dingen zijn die elkaar overlappen. Ik moet Teddy nog om data vragen, maar die van jou heb ik er al ingezet. Wil je even kijken of het allemaal klopt?’
Ze pakte het vel papier van hem aan en keek naar de data van de twee grote tragedies in haar leven. De eerste was de dag waarop zij en haar ouders in Londen waren neergeschoten, maar ze had daar zulke vage herinneringen aan dat het bijna was alsof het niet haar was overkomen maar een ander meisje. Met de tweede gebeurtenis was dat niet het geval. Die was nog zo recent en ze voelde zich er zo schuldig om, dat ze er bijna misselijk van werd. Ze had zich er de afgelopen weken krampachtig voor afgesloten, maar nu ze de datum op Wills tijdlijn zag staan, kwamen de akelige herinneringen weer boven. Hoe ze die avond achteloos uit het raam was gesprongen. Hoe vermoeid en bezorgd Bob en Barbara eruit hadden gezien toen ze haar waren komen halen. Ze zijn dood vanwege mij. Omdat ik zo’n zelfzuchtig kreng was.
Ongeduldig gaf ze het papier met de tijdlijn terug aan Will. ‘De data kloppen.’
Hij wees naar de fotoalbums. ‘Heb je iets gevonden?’
‘Alleen foto’s.’
‘Mag ik ze zien?’
Ze wilde hem niet nog meer van die domme foto’s van haar als kleuter laten zien, dus legde ze het album weg en sloeg het andere open, dat van haar ouders. Op de eerste pagina zag ze haar vader, Erskine, lang en knap, in een pak met een stropdas. ‘Dat is mijn vader,’ zei ze.
‘Hé, hij staat voor het Washington Monument. Daar ben ik geweest. Toen ik acht was, heeft mijn vader me meegenomen naar het Air and Space Museum. Ik vond het schitterend.’
‘Gefeliciteerd.’
Hij keek haar aan. ‘Waarom doe je dat, Claire?’
‘Wat?’
‘Waarom doe je altijd zo neerbuigend?’
Er lag een ontkenning op het puntje van haar tong, maar toen zag ze hoe hij keek en besefte ze dat hij gelijk had. Dat ze altijd neerbuigend tegen hem deed. Ze slaakte een zucht. ‘Ik doe het niet met opzet.’
‘Dus je vindt niet dat ik het verdien? Omdat ik een weerzinwekkend persoon ben of zo?’
‘Nee. Ik doe het omdat ik niet nadenk. Het is een nare gewoonte van me.’