‘Wauw. De Paardenkopnevel,’ zei Frost. Hij keek vol bewondering naar een van de foto’s.
‘U bent thuis in de sterren, hoor ik.’
Jane keek naar haar partner. ‘Je bent écht een Trekkie.’
‘Dat zei ik toch?’ Frost liep naar een andere foto. ‘Ik zie dat uw naam erbij staat, dr. Bartusek. Hebt u al deze foto’s zelf genomen?’
‘Astrofotografie is mijn hobby. Je zou denken dat een man die zich de hele dag met het heelal bezighoudt, in zijn vrije tijd liever foto’s maakt van vogels of bloemen, maar ik niet. Ik hou mijn ogen altijd op de hemel gericht. En dat doe ik al zo lang als ik me kan herinneren.’ Hij wrong zich achter zijn bureau en liet zich in de grote bureaustoel zakken, die kreunde onder zijn gewicht. ‘Je zou het een obsessie kunnen noemen.’
‘Zijn alle raketgeleerden zo?’ vroeg Frost.
‘Strikt genomen ben ik geen raketgeleerde. Dat zijn de jongens die ze daadwerkelijk het heelal in schieten. Die vinden ook inderdaad dat ze cool werk hebben.’
‘Wat doet u dan voor werk?’
‘Ik ben astrofysicus. In dit gebouw houden we ons bezig met onderzoek. Mijn collega’s en ik bedenken een wetenschappelijk project en zoeken uit wat voor soort data we nodig hebben om het te kunnen uitvoeren. We willen bijvoorbeeld stofmonsters van een komeet of we willen een wide-field infrared survey doen, zoals dat officieel heet. Om daarvoor data te verzamelen hebben we een speciale telescoop nodig. Daarvoor gaan we naar de raketgeleerden, die dan zo’n telescoop voor ons in de ruimte brengen. Wij ontwerpen het doel van een missie. De raketgeleerden ontwerpen een manier om het te verwezenlijken. We spreken niet eens dezelfde taal. Zij zijn de doeners. Wij zijn de denkers.’
‘Tot welke groep behoorde Neil Yablonski?’ vroeg Jane.
‘Neil was een denker. Hij en zijn zwager, Brian Temple, waren de pienterste mannen die we hier hadden. Misschien waren ze daarom zulke goede vrienden. Ze konden het zo goed met elkaar vinden dat ze zelfs samen op vakantie naar Rome zouden gaan, met hun echtgenotes. Neil en Olivia hadden elkaar in Rome leren kennen en wilden alle romantische plekjes nog een keer bezoeken.’
‘Het lijkt me niet erg romantisch als er nog een echtpaar meegaat.’
‘Maar het was niet zomaar een echtpaar. Lynn en Olivia waren zussen, Neil en Brian waren vrienden, en toen Lynn met Brian trouwde, werden ze vanzelf een viertal. Brian en Neil moesten naar Rome voor een bespreking en hadden besloten hun vrouwen mee te nemen. God, wat verheugde Neil zich op die reis! Hij maakte me gek met zijn verhalen over pasta! Pizza! Fritto misto!’ Hij keek naar zijn dikke buik, die opeens knorde. ‘Ik kom al een kilo aan als ik die woorden alleen maar hardop zeg.’
‘Maar ze zijn uiteindelijk niet meer aan Rome toegekomen?’
Bartusek schudde bedroefd zijn hoofd. ‘Drie weken voordat ze zouden vertrekken, besloten Neil en Olivia het weekend in hun vakantiehuis op de Chesapeake door te brengen. Neil had een kleine Cessna die hij voor die tripjes gebruikte. Hun zoon, Will, moest aan een schoolproject werken en ging daarom bij de Temples logeren. Daar heeft hij bij geboft, want drie minuten nadat Neil was opgestegen, stortte de Cessna brandend neer. Het weer was goed die dag en Neil was een uitstekende piloot. Iedereen dacht dat een mechanisch defect de oorzaak van de ramp moest zijn geweest, tot rechercheur Parris en de FBI een week later hier kwamen en een heleboel vragen begonnen te stellen. Toen begreep ik dat het geen zuivere koffie was. Parris heeft het nooit met zoveel woorden gezegd, maar ik heb gelezen wat er in de kranten stond. Dat er verdachte omstandigheden waren. Dat er misschien een bom aan boord van de Cessna was geweest. Aangezien u er nu weer naar komt vragen, neem ik aan dat dat het geval was.’
‘Dat gaan we vanavond met rechercheur Parris bespreken,’ zei Jane.
‘Het was dus geen ongeluk.’
‘Waarschijnlijk niet.’
Bartusek liet zich tegen de rugleuning van zijn stoel zakken en schudde zijn hoofd. ‘Geen wonder dat Brian zich zo eigenaardig gedroeg.’
‘Hoe bedoelt u?’
‘Op de dag nadat Neils vliegtuig was neergestort, kwam Brian lijkbleek op zijn werk. Hij stopte een deel van zijn researchmateriaal in een tas en zei dat hij een paar dagen thuis ging werken, omdat hij Lynn en hun neefje niet alleen wilden laten. Een week later hoorde ik dat hij ontslag had genomen. Dat vond ik erg vreemd, want hij hield van zijn werk. Ik begreep niet waarom hij na meer dan twintig jaar zomaar opeens vertrok. Hij heeft aan niemand verteld waar hij naartoe ging. Ik wist niet eens dat ze naar New Hampshire verhuisd waren, tot we hoorden dat Lynn en hij bij die brand om het leven waren gekomen.’
‘Brian heeft dus geen enkele indicatie gegeven over de reden van zijn vertrek?’