‘Ik heb niets geannuleerd,’ zei ze. ‘De hotelkamers zijn geboekt en de kinderen kijken er al weken naar uit.’
‘Dan moeten jullie gaan.’
‘Toch niet álle kinderen?’ vroeg Maura. ‘Gezien Teddy’s situatie is het voor hem veel te gevaarlijk om zich in het openbaar te vertonen.’
‘Rechercheur Rizzoli heeft daarover heel duidelijk instructies gegeven,’ zei Lily. ‘Hij blijft hier, waar hij veilig is. Will en Claire blijven ook. En Julian natuurlijk.’ Lily glimlachte. ‘Julian heeft tegen mij gezegd dat hij zoveel mogelijk tijd met u wil doorbrengen. Dat is een groot compliment, dr. Isles, uit de mond van een tiener.’
‘Toch zit het me niet lekker,’ zei Karla. ‘Om met de kinderen op schoolreisje te gaan terwijl Anna net is gestorven. We zouden hier moeten blijven, ter ere van haar nagedachtenis. En om uit te zoeken wat haar ertoe bewogen heeft.’
‘Verdriet,’ zei Lily zachtjes. ‘Soms overvalt het je opeens weer. Zelfs jaren later.’
Pasquantonio schraapte zijn keel. ‘Hoe lang is het nu geleden? Tweeëntwintig jaar?’
‘Hebben jullie het over de moord op Anna’s echtgenoot?’ vroeg Maura.
Pasquantonio knikte. Hij pakte de cognacfles en schonk nog een scheut in zijn glas. ‘Ze heeft het me in geuren en kleuren verteld. Dat Frank uit zijn auto was gesleurd. Dat de firma waar hij voor werkte het losgeld had betaald, maar dat Frank evengoed was omgebracht en een paar dagen later ergens gedumpt. De daders zijn nooit gepakt.’
‘Dat moet een enorme woede in haar opgewekt hebben,’ zei Maura. ‘En woede waar je niets mee kunt, slaat om in depressiviteit. Als ze die woede al die jaren in zich heeft meegedragen…’
‘Dat geldt voor ons allemaal,’ zei Pasquantonio. ‘Daarom zijn we hier. Daarom hebben we voor dit werk gekozen. Woede is de brandstof die ons aan de gang houdt.’
‘Brandstof kan gevaarlijk zijn. Het kan ontploffen.’ Maura keek om zich heen naar de aanwezigen, die allemaal getekend waren door geweldplegingen. ‘Weet u zeker dat u dit aankunt? En hoe zit het met de kinderen? Ik heb gezien wat er in de wilg hing. Iemand hier heeft al bewezen dat hij – of zij – tot doden in staat is.’
Er bleef een gespannen stilte hangen. De docenten keken naar elkaar.
Baum zei: ‘Dat is inderdaad iets waar we ons grote zorgen over maken. Anna en ik hebben het gisteren nog besproken. De vraag of een van onze leerlingen misschien gestoord is. Dat een van hen misschien zelfs…’
‘Een psychopaat is,’ vulde Lily aan.
‘Maar u hebt geen idee wie het zou kunnen zijn?’ vroeg Maura.
Baum schudde zijn hoofd. ‘Dat zat Anna nog het meest dwars. Dat ze geen flauw idee had welke leerling het kon zijn.’
Een gestoorde leerling. Een psychopaat.
Maura hield een onbehaaglijk gevoel aan het gesprek over. Toen ze de trap opliep dacht ze aan kinderen met psychisch letsel en aan de effecten die gewelddaden op je geest konden hebben. Ze vroeg zich af wat voor soort kind voor de grap een haan zijn nek omdraaide, zijn buik opensneed en hem in een boom hing. Ze vroeg zich af in welke kamer van dit kasteel dat kind nu sliep.
Ze ging niet naar haar slaapkamer maar liep de laatste trap op naar de toren. Naar Anna’s werkkamer. Ze was er eerder op de avond ook geweest, samen met de rechercheurs, dus verwachtte ze geen verrassingen of openbaringen toen ze naar binnen ging en het licht aandeed. De kamer zag er inderdaad precies zo uit als voorheen. Kristallen hangers voor het raam. Witte as van opgebrande wierookstokjes. Op het bureau een stapeltje dossiermappen, waarvan de bovenste was opengeslagen bij een politierapport uit Saint Thomas. Het dossier van Teddy Clock. Op het bureau stond ook de vaas met rozen die Anna die ochtend in de tuin had gesneden. Maura probeerde zich in te denken wat Anna had gedacht toen ze de snoeischaar had gehanteerd en de geur van de rozen opsnoof. Dit is de laatste keer dat ik aan bloemen zal ruiken? Of had ze niet gedacht aan de korte tijd die haar nog restte, aan het afscheid van het leven, en was het een doodgewone ochtend geweest?
Waarom was deze dag op zo’n tragische wijze geëindigd?
Ze liep langzaam door de kamer, op zoek naar een spoor van Anna dat was blijven hangen. Ze geloofde niet in geesten en wie weigert erin te geloven, zal er ook nooit een zien, maar ze bleef midden in de kamer staan om de geur van de rozen en de wierook op te snuiven, de lucht die Anna tot voor kort ook had ingeademd. De deur naar de torenomgang was dicht nu het buiten koud was geworden. Het dienblad met de theepot, de porseleinen kopjes en de suikerpot stond op het bijzettafeltje, waar het ook had gestaan toen Jane en Maura hier hadden gezeten. De kopjes waren afgewassen en op elkaar gestapeld, de theepot was leeg en schoon. Anna had de moeite genomen het theeservies af te wassen voordat ze een einde aan haar leven had gemaakt. Misschien uit consideratie voor degenen die haar kantoor zouden moeten ontruimen.