Het begon te schemeren. Er kwamen nog twee herten uit het bos, een hinde en haar kalf, maar ze bewogen zich behoedzaam en hielden de twee mensen goed in het oog toen ze zich stap voor stap in het open veld waagden. Die voorzichtigheid zou misschien straks, als het jachtseizoen werd geopend, de broodnodige veiligheidsmarge zijn die hun leven zou redden. Maar niets en niemand kan je redden als de jager je eenmaal in het vizier heeft.
‘Waar zouden de Temples voor op de vlucht zijn geweest?’ vroeg ze.
‘Dat weet ik niet, maar dát ze ergens voor op de loop waren, staat als een paal boven water. Misschien hadden ze bepaalde informatie over het neergestorte vliegtuig.’
‘Waarom zouden ze daarmee dan niet naar de politie zijn gegaan?’
‘Ik heb geen flauw idee. De rechercheur die in Maryland de leiding had over het onderzoek naar de dood van de Yablonski’s, tastte net zo in het duister als ik.’
‘Wist Will waarom zijn oom en tante juist hiernaartoe waren gekomen?’
‘Ze hadden gezegd dat Baltimore een gevaarlijke stad was en dat ze op een veiliger plek wilden wonen. Meer niet.’
‘En hier zijn ze uiteindelijk vermoord,’ zei ze. In gedachten zag ze het huis instorten, de vlammen oprijzen. Een gruwelijke dood aan de rand van een stil bos.
‘En dit is ook een veilige plek,’ zei Wyman. ‘We hebben weleens een dronken automobilist, domme tieners die rare stunts uithalen, zo af en toe een inbraak, wat familieruzies, maar daar houdt het wel zo’n beetje mee op. Zoiets als dit?’ Hij schudde zijn hoofd. ‘Dit is hier nog nooit eerder voorgekomen en ik hoop het ook nooit meer mee te maken.’
In de wei verschenen nog meer donkere gedaanten. Een hele roedel herten die zich in de avondschemering geluidloos voortbewoog. Voor een stadsmeisje als Jane was het een sprookjesachtig tafereel. De Temples moesten gedacht hebben dat ze hier, waar herten zich zo veilig voelden dat ze zich aan mensen durfden te vertonen, een goed toevluchtsoord hadden gevonden. Een plek waar ze rustig konden leven, onopvallend, onbekend.
‘Het is puur geluk dat de jongen in leven is gebleven,’ zei Wyman.
‘Weet u zeker dat het alleen maar geluk was?’
‘Zoals ik al zei, heeft hij kort onder verdenking gestaan. Dat moest, al was het maar voor het protocol. Maar de arme jongen was vreselijk van streek. Zijn telescoop stond nog in de wei, precies zoals hij had gezegd. Het was een heldere nacht, geschikt om naar de sterren te kijken. Bovendien was zijn haar helemaal geschroeid omdat hij nog had geprobeerd zijn oom en tante te redden.’
‘Ik heb begrepen dat hij naar het ziekenhuis is gebracht door iemand die toevallig langskwam.’
Wyman knikte. ‘Een vrouw zag de vlammen. Zij heeft de jongen naar de spoedeisende hulp gebracht.’
Jane draaide zich om naar de weg. ‘De dichtstbijzijnde buren wonen hier ongeveer een kilometer vandaan. Was die vrouw een plaatselijke bewoonster?’
‘Dat lijkt me niet.’
‘Weet u dat dan niet?’
‘We hebben niet met haar kunnen praten. Ze heeft de jongen naar het ziekenhuis gebracht en is verdwenen. Ze heeft bij de balie wel haar telefoonnummer achtergelaten, maar dat hebben ze blijkbaar niet goed genoteerd, want toen we het nummer belden, werd er opgenomen door een man in New Jersey die helemaal niet begreep waar we het over hadden. We wisten toen nog niet dat het om een misdaad ging. We dachten dat het een ongeluk was. Daarom was het zoeken naar getuigen geen dringende zaak. Later, toen we hoorden dat er semtex was gebruikt, begrepen we dat we te maken hadden met moord.’
‘Die vrouw kan best iets gezien hebben. Misschien is ze de moordenaar zelfs gepasseerd.’
‘We zijn er niet in geslaagd haar op te sporen. Zowel de jongen als de verpleegkundige hebben haar beschreven als een slanke, blonde vrouw van een jaar of veertig. Dat komt overeen met de korte beelden die van haar te zien zijn op de film van de beveiligingscamera van het ziekenhuis.’ Wyman keek omhoog toen het zachtjes begon te regenen. ‘Het is een raadselachtig geval. Deze zaak heeft iets van een ijsberg waarvan alleen de top boven het water uitsteekt. Eronder zit een heel verhaal verborgen waar we niets van kunnen zien.’ Hij trok de capuchon over zijn hoofd. ‘Ik heb hier het dossier. Ik zou zeggen, leest u dit eerst, en als u dan nog vragen hebt, belt u me maar.’
Ze pakte de dikke map van hem aan. ‘Eerlijk gezegd heb ik nu al een vraag voor u. Over hoe Will in Evensong terecht is gekomen.’
‘Ik dacht dat u daar net vandaan kwam. Hebben ze u dat niet verteld?’
‘De schoolpsycholoog zei dat Will was doorverwezen door de autoriteiten van New Hampshire.’
‘Het is allemaal supersnel gegaan. Op de dag na de brand, toen de jongen nog in het ziekenhuis lag, ben ik gebeld door een medewerker van de gouverneur. Hij zei dat de jongen onder speciale bescherming werd geplaatst. Even later kwam er een man in een personenauto die hem heeft meegenomen.’