Home>>read Tess Gerritsen free online

Tess Gerritsen(46)

By:De Laatste Sterft


‘Heel zeker. Bruno weet precies waar hij zijn moet.’ Dr. Welliver wees haar een gebroken tak aan.

‘Heeft hij zijn pad gemarkeerd?’

De psycholoog wierp een blik over haar schouder. ‘Onderschat onze leerlingen niet.’

Het kasteel was allang uit het zicht verdwenen. Waar Jane ook keek, ze zag alleen nog maar bomen. Hoe ver waren ze het bos in gelopen? Vijfhonderd meter? Een kilometer? En dit heette de kortste weg te zijn? Ze merkte dat de veters van een van haar schoenen waren losgeraakt en ging op haar hurken zitten om ze vast te knopen. Toen ze weer overeind kwam, kon ze de anderen nog maar nét zien. Als ze hen hier kwijtraakte, zou ze dagen kunnen ronddolen zonder het kasteel terug te vinden. Ze snelde achter hen aan en toen ze even later door wat struikgewas heen waren gedrongen, kwam ze uit op een open plek.

Onder een indrukwekkende wilgenboom stonden meneer Pasquantonio en Roman de boswachter. Apart van hen stond een groepje kinderen. Ze dromden dicht bij elkaar, alsof ze beschutting zochten tegen de wind.

‘We zijn nergens aangekomen. We hebben alles precies zo gelaten als we het hebben gevonden,’ zei Roman tegen dr. Welliver. ‘Maar we hebben geen flauw idee wat het moet voorstellen.’

‘Het is gewoon een domme stunt,’ zei Pasquantonio. ‘Iets wat je van tieners kunt verwachten.’

Dr. Welliver liep naar de wilgenboom en keek omhoog. ‘Wie heeft dit heeft gedaan?’

‘Er heeft nog niemand bekend,’ zei Roman.

‘Maar iedereen weet dat zij het heeft gedaan,’ zei een meisje met donker haar. Ze wees naar Claire. ‘Ik heb haar gisteravond weer stiekem naar buiten zien gaan.’

‘Niet waar. Ik heb het niet gedaan,’ zei Claire. Ze stond apart van de anderen, dichter bij de bomen, met haar armen verdedigend over elkaar geslagen.

‘Liegbeest. Ik heb zelf gezien dat je buiten was.’

‘Briana,’ zei dr. Welliver, ‘zonder bewijs wordt er niemand beschuldigd.’

Jane liep naar voren om te zien wat er precies aan de hand was. Aan een lage tak van de wilgenboom hingen drie uit twijgen en touw vervaardigde poppetjes, als een rustiek soort kerstversiering. Toen ze dichterbij kwam, zag ze dat een van de popjes een rokje droeg van berkenbast. Dat moest dus een vrouw voorstellen. De poppetjes draaiden langzaam om hun eigen as, als veroordeelden aan de strop, en waren besmeurd met iets wat eruitzag als bloed. Hoog in de boom krasten een paar kraaien en toen Jane opkeek, zag ze waar het bloed vandaan kwam. Het dode beest hing pal boven haar hoofd. Nu rook ze de stank van verrotting. Vol walging deinsde ze achteruit, haar blik gefixeerd op het karkas aan de tak.

‘Wie heeft het ontdekt?’ vroeg dr. Welliver.

‘Eigenlijk wij allemaal samen,’ zei Roman. ‘Ik maak met de leerlingen om de zoveel dagen een wandeling door het bos om ze te laten zien hoe de natuur verandert. Zij zagen dit hangen…,’ hij wees naar Briana en haar vriendinnen, ‘…en begonnen te krijsen.’ Hij trok zijn mes uit de schede en sneed het touw door waaraan het karkas hing. De haan kwam met een plofje op de grond terecht. ‘Alsof ze nooit kip hebben gegeten,’ mompelde hij half binnensmonds.

‘Het is Herman,’ zei een van de jongens. ‘Iemand heeft Herman doodgemaakt.’

Niet alleen doodgemaakt, dacht Jane, maar opengesneden, de ingewanden naar buiten getrokken en hem opgehangen voor de kraaien. Dit was niet zomaar een grapje. Het was om misselijk van te worden.

Dr. Welliver keek naar de kinderen, die angstig bij elkaar stonden. De eerste regendruppels spetterden op hen neer. ‘Kan iemand hier iets meer over vertellen?’

‘Ik heb Herman vanochtend niet horen kraaien,’ zei een van de meisjes. ‘Ik word elke ochtend wakker van zijn gekraai, maar vandaag heb ik hem niet gehoord.’

‘Ik ben hier gisteren nog geweest,’ zei Roman. ‘Toen hing er niets. Het moet dus vannacht gedaan zijn.’

Jane keek zijdelings naar Claire. De nachtbraker. Het meisje voelde haar blik en staarde hooghartig terug. Ze keek alsof ze iedereen uitdaagde te bewijzen dat zij de dader was.

Er kwamen nu dikke regendruppels neer. Dr. Welliver keek naar het groepje kinderen en spreidde haar armen alsof ze hen aan haar borst wilde drukken. ‘Als iemand hierover wil praten, mijn deur is altijd open. En wat er onder vier ogen wordt besproken, blijft onder ons. Dat weten jullie.’ Ze slaakte een zucht en keek op naar de donkere lucht. ‘Ga maar gauw terug, voordat het begint te plenzen.’

De kinderen liepen weg, maar de volwassenen bleven nog even onder de wilgenboom staan. Toen de leerlingen buiten gehoorsafstand waren, zei dr. Welliver zachtjes: ‘Dit is erg verontrustend.’

Maura liep naar de haan en ging op haar hurken zitten om hem te bekijken. ‘Zijn nek is gebroken. Dat zal de doodsoorzaak zijn. Maar dat hij is opengesneden en hier opgehangen, op een plek waar iedereen hem zou zien…’ Ze keek naar dr. Welliver. ‘Dat moet een bepaalde betekenis hebben.’