Jane las de samenvatting over de moord op de Buckleys en zei tegen Maura: ‘Eerst is hun auto geramd en toen hebben ze een kogel in hun hoofd gekregen.’
‘Het zag er inderdaad uit als moord met voorbedachten rade,’ zei dr. Welliver. ‘Maar de Buckleys hadden geen vijanden, voor zover men wist. En dat brengt ons op de vraag of Claire het doelwit was, omdat zij ook in de auto zat.’
‘Waarom is ze dan in leven gebleven?’ vroeg Jane.
Dr. Welliver haalde haar schouders op. ‘Goddelijke tussenkomst.’
‘Pardon?’
‘Vraag maar aan Claire. Ze kan u precies vertellen hoe het is gegaan. Ze zat vast in de auto. Ze hoorde de schoten. Ze zag de moordenaar zelfs pal naast haar staan. Opeens verscheen er iemand anders op het toneel. Claire noemt haar een “engel”. Een vrouw die haar heeft geholpen uit de auto te komen en bij haar is gebleven.’
‘Heeft de politie die vrouw ondervraagd? Heeft zij de moordenaar gezien?’
‘Helaas is de vrouw verdwenen toen de politie arriveerde. Claire is de enige die haar heeft gezien.’
‘Dan kan het best zijn dat ze helemaal niet bestaat,’ zei Maura. ‘Dat Claire zich haar heeft ingebeeld.’
Dr. Welliver knikte. ‘De politie twijfelde ook aan het bestaan van die mysterieuze vrouw, maar niet aan het feit dat de pleegouders waren vermoord. Daarom is Claire naar Evensong gebracht.’
Jane deed de map dicht en keek de psycholoog aan. ‘Dat brengt me op een andere vraag. Hoe is ze hier precies gekomen?’
‘Ze is naar ons doorverwezen.’
‘Ik weet zeker dat er in de staat New York ook kostscholen en weeshuizen zijn. Waarom is ze naar Evensong gestuurd? En hoe is Will Yablonski hier terechtgekomen? Waarom is hij niet naar een kostschool in New Hampshire gestuurd?’
Dr. Welliver keek niet naar Jane. Ze keek naar een van de kristallen die voor het raam hingen. Op een zonnige dag liet dat brok kwarts regenbogen door de kamer dansen, maar op deze donkere ochtend hing het daar alleen maar, zonder hen de magie van gebroken lichtstralen te laten zien. ‘Evensong heeft een reputatie,’ zei ze. ‘We geven veel van deze kinderen gratis onderdak en scholing. Ze kosten de overheid niets. De autoriteiten zijn in het hele land op de hoogte van het werk dat wij hier doen.’
‘Omdat de Mefisto Club overal zit,’ zei Jane. ‘Omdat u overal spionnen hebt.’
Welliver keek haar aan. ‘U en ik staan aan dezelfde kant,’ zei ze kalm. ‘Daar moet u nooit aan twijfelen.’
‘Wat mij stoort, zijn de complottheorieën.’
‘Kunnen we het in elk geval met elkaar eens zijn dat de onschuldigen beschermd moeten worden? Dat wonden geheeld moeten worden? Op Evensong doen we beide. Het is waar dat we ons bezighouden met de gewelddaden die over de hele wereld worden gepleegd. Dat we zoeken naar een patroon, zoals goede wetenschappers betaamt. Omdat wij ook slachtoffers zijn en ervoor hebben gekozen terug te vechten.’
Er klopte iemand op de deur. Ze keken allemaal om en zagen een kleine, pezige, Aziatische jongen binnenkomen.
Dr. Welliver begroette hem met een moederlijke glimlach. ‘Dag, Bruno. Heb je iets nodig?’
‘We hebben in het bos iets gevonden. In een boom,’ zei de jongen hijgend.
‘Het bos staat vol met bomen. Wat is er zo bijzonder aan deze boom?’
‘We weten niet precies wat het betekent. De meisjes staan allemaal te gillen…’ Bruno haalde diep adem en Jane zag nu pas dat hij op zijn benen stond te trillen. ‘Meneer Roman heeft gevraagd of u zo snel mogelijk kunt komen.’
Dr. Welliver kwam geschrokken overeind. ‘Wijs ons de weg.’
14
Met veel gestommel daalden ze achter de jongen aan de drie trappen af. Buiten greep de wind Jane’s haar en ze had meteen spijt dat ze niet eventjes haar jas was gaan halen. De donkere wolken die ze vanuit de torenkamer had gezien, waren al erg dichtbij, de bomen kraakten en kreunden en het rook naar regen. Ze liepen het bos in, geleid door de jongen die geen pad leek te volgen. Nu zoveel voeten dorre takken lieten knappen en droge bladeren verpletterden, hielden de vogels zich stil. Jane hoorde alleen het lawaai dat zij zelf maakten en het loeien van de wind.
‘Volgens mij zijn we verdwaald,’ zei Jane na een poosje.
‘Nee, hij neemt de kortste weg,’ antwoordde dr. Welliver. Ondanks haar tentjurk lukte het haar in een gestaag tempo door het bos te sjouwen, achter het iele jongetje aan dat voor hen uit dartelde.
Hoe dieper ze in het bos doordrongen, hoe dichter de bomen bij elkaar stonden. Ze konden vanwege het dichte gebladerte de hemel niet eens meer zien en alhoewel het midden op de ochtend was, was het vrij donker tussen de bomen.
‘Weet u zeker dat hij de weg weet?’