De directeur tikte met een lepeltje tegen zijn glas om de aandacht te trekken. De poten van zijn stoel schraapten over de vloer toen hij opstond.
‘Goedemorgen allemaal,’ zei hij. ‘Zoals jullie hebben gezien, hebben we er een leerling bij. Vanaf morgen zal hij meedoen met de lessen.’ Hij wees naar Pinokkio, die bloosde toen alle ogen opeens op hem gericht werden. ‘Ik hoop dat jullie hem zullen helpen snel te acclimatiseren. Jullie weten vast nog wel hoe het was toen jullie hier net waren aangekomen. Zorg dus dat Teddy’s eerste dag een succes wordt.’
Teddy. Geen achternaam. Ze vroeg zich af waarom meneer Baum die niet noemde. Ze bleef naar de jongen kijken en hij naar haar, en ze zag hem zijn mondhoeken bijna onmerkbaar optrekken tot een zo aarzelende glimlach dat ze bijna dacht dat ze het zich verbeeldde. Ze vroeg zich af waarom hij van alle meisjes in de zaal juist naar haar keek. De golden girls waren veel mooier en zaten dichter bij hem. Zij was de zonderling, het meisje dat altijd de verkeerde dingen zei. Het meisje dat een kogel in haar hoofd had gehad. Waarom kijk je juist naar mij?
Ze voelde zich een beetje opgelaten, maar het was ook wel spannend.
‘Och, kijk nou. Hij zit naar je te staren.’ Briana was ongemerkt achter Claire komen staan en fluisterde in haar oor. ‘Zo te zien is meneer de bidsprinkhaan nu al verkikkerd op mevrouw de glimworm.’
‘Laat me met rust.’
‘Jullie kunnen samen leuke nieuwe baby-insectjes maken.’
Zonder iets te zeggen pakte Claire haar glas en smeet het sinaasappelsap tegen Briana aan. Het sap droop over de met glittertjes versierde spijkerbroek en de nieuwe ballerina’s van haar rivale.
‘Hebben jullie dat gezien?’ gilde Briana. ‘Hebben jullie gezien wat ze heeft gedaan?’
Zonder zich iets van haar gegil aan te trekken, stond Claire op en liep naar de deur. Onderweg zag ze de pukkelige Will Yablonski naar haar grijnzen en heimelijk zijn duim opsteken. Die Will was net zo’n rare als zij. Misschien was hij daarom altijd zo aardig tegen haar. Buitenbeentjes moesten het voor elkaar opnemen op deze gekkenschool, want hier hoorde niemand je gillen.
De nieuwe jongen, Teddy-zonder-achternaam, keek haar ook na. Ze voelde zijn ogen in haar rug.
Pas de volgende dag kreeg ze de kans met hem te praten. Ze had op donderdagmiddag staldienst en was bezig Plum Crazy, een van de vier paarden, te verzorgen. Van alle taken die de leerlingen op Evensong toegewezen kregen, vond ze juist de staldienst niet erg, ook al moest je de boxen uitmesten en balen hooi en houtsnippers sjouwen. Paarden klaagden niet. Ze stelden geen vragen. Ze keken alleen maar naar je met hun kalme, bruine ogen en vertrouwden erop dat je hen geen pijn zou doen. Omgekeerd wist Claire dat de paarden haar ook niets zouden doen, al zou Plum Crazy, met zijn harde hoeven en gewicht van vijfhonderd kilo, haar kunnen vermorzelen als hij in zijn box boven op haar zou gaan liggen. Kippen pikten tussen het hooi en Herman de haan kraaide luidkeels, maar Plum Crazy stond er rustig bij en hinnikte af en toe zachtjes, terwijl Claire met de roskam keer op keer over zijn flank streek. Het schurende geluid van de rubberen tanden van de kam had een hypnotiserend effect op haar. Ze ging zo op in het werk dat ze niet in de gaten had dat er iemand achter haar was komen staan. Pas toen ze haar hoofd ophief, zag ze Teddy over de halve deur van de box naar binnen kijken. Ze schrok zo dat ze de roskam bijna liet vallen.
‘Wat doe jij hier?’ snauwde ze. Geen vriendelijke begroeting.
‘Sorry! Ik… ik wilde alleen maar… Ze zeiden dat ik…’ Hij keek over zijn schouder, alsof hij hoopte dat iemand hem zou komen redden. ‘Ik hou van dieren,’ zei hij uiteindelijk. ‘En mevrouw Welliver zei dat er hier paarden zijn.’
‘En koeien en schapen. En domme kippen.’ Ze gooide de roskam in een emmer die aan de wand hing. Het maakte een hard, boos geluid, al was ze niet boos. Ze vond het alleen niet leuk als iemand haar aan het schrikken maakte. Teddy deinsde achteruit.
‘Hé,’ zei ze, om het goed te maken, ‘wil je hem aaien? Hij heet Plum Crazy.’
‘Hij bijt toch niet?’
‘Nee, hoor. Hij is zo mak als een lammetje.’ Ze streelde de hals van het paard. ‘Nietwaar, Plum?’
Teddy maakte behoedzaam de deur van de box open en ging naar binnen. Toen hij aarzelend het paard aaide, haalde Claire de roskam uit de emmer en ging door met borstelen. Een poosje zeiden ze helemaal niets, maar genoten ze samen van de vredige stilte in de stal, die rook naar paarden en verse houtsnippers.
Toen zei ze: ‘Ik heet Claire. Claire Ward.’
‘Ik heet Teddy.’
‘Ja, dat weet ik.’
Hij legde zijn hand op Plums snuit. Het paard hief met een snelle beweging zijn hoofd op. Teddy schrok ervan en duwde zijn bril hoger op zijn neus. Zelfs in het schemerige licht van de stal kon Claire zien hoe bleek hij was. En wat was hij mager. Zijn polsen leken zo breekbaar als twijgen. Hij had opvallende ogen, grote ogen met lange wimpers, die je de indruk gaven dat hij heel veel in één keer in zich opnam.